Je kent de verschillende basisschema's voor argumentatie.
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Argumenten en argumentatieschema's
Lesdoelen:
Je kent een aantal soorten argumenten.
Je kunt van een argument de soort benoemen.
Je kent de verschillende basisschema's voor argumentatie.
Slide 1 - Slide
Standpunt (mening)
Ik vond het proefwerk erg makkelijk.
De aarde warmt op.
Vaak (maar niet altijd!) te herkennen aan signaalwoorden:
Ik vind …, Ik denk dat ..., Volgens mij …
Dus …., Kortom …, Daarom …
Mijn conclusie is …
Slide 2 - Slide
Onderbouwen met argumenten
Ik vond het proefwerk erg makkelijk, want ik kon alle vragen zo invullen.
Ik vond het proefwerk erg makkelijk; ik heb er een goed gevoel bij.
Signaalwoorden: want, omdat, de reden hiervoor is, namelijk, immers, dat blijkt uit
Slide 3 - Slide
Feitelijk of objectief
Gebaseerd op controleerbare feiten zoals onderzoeksresultaten of uitspraken
De PVV is geen democratische partij (feitelijk argument), ik zal er dus nooit op stemmen (standpunt).
Waarderend (subjectief)
Argument met een waardeoordeel (gebaseerd op geloof, gevoel of vermoedens), (goed-slecht, mooi-lelijk, waardevol-waardeloos, wenselijk-onwenselijk)
De PVV is een racistische partij (waarderend argument), ik zal er dus nooit op stemmen (standpunt).
Slide 4 - Slide
Feitelijk argument hoeft niet waar te zijn!
Als de schrijver/spreker claimt dat zijn argument waar is, noemen we het een feitelijk argument.
Trump zegt dat hij de meest populaire president ooit is (standpunt), want bij zijn inhuldiging was de grootste menigte ooit. (feitelijk argument)
Feitelijk argument: niet waar, wel controleerbaar.
Slide 5 - Slide
Wat is het argument?
De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen, daarom kunnen we beter stoppen met het Eurovisie Songfestival.
A
De meeste ... horen;
B
daarom ... Songfestival.
Slide 6 - Quiz
Objectief of subjectief argument?
De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen, daarom kunnen we beter stoppen met het Eurovisie Songfestival.
A
objectief argument
B
subjectief argument
Slide 7 - Quiz
Wat is het standpunt?
Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.
A
Je moet ... uitgaat,
B
want de ... boven nul.
Slide 8 - Quiz
Objectief of subjectief argument?
Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.
A
objectief argument
B
subjectief argument
Slide 9 - Quiz
Wat is het argument?
De militaire dienstplicht moet in Nederland opnieuw ingevoerd worden. Dat zal jongeren discipline en gehoorzaamheid bijbrengen.
A
De militaire ... worden.
B
Dat zal ... bijbrengen.
Slide 10 - Quiz
Wat is het standpunt?
Omdat de overheid veel geld kwijt is aan zorgkosten, moet roken helemaal verboden worden.
A
de overheid ... zorgkosten
B
roken ... verboden worden
Slide 11 - Quiz
Soorten argumenten
zie blz. 176-177
Slide 12 - Slide
Omdat de overheid veel geld kwijt is aan zorgkosten, moet roken helemaal verboden worden.
Soort argument?
A
feitelijk argument
B
ervaringsargument
C
gezagsargument
D
vergelijkingsargument
Slide 13 - Quiz
”Als Van Gaal zegt dat die speler zijn geld waard is, dan moet hij wel goed zijn.”
A
emotioneel argument
B
feitelijk argument
C
gezagsargument
D
ervaringsargument
Slide 14 - Quiz
Carglass: “Een sterretje kan een barst worden.”
A
vergelijkingsargument
B
ervaringsargument
C
moreel argument
D
emotioneel argument
Slide 15 - Quiz
Soort argument?
A
ervaringsargument
B
gezagsargument
C
feitelijk argument
D
emotioneel argument
Slide 16 - Quiz
'Ik kon me goed inleven in het verhaal: elke keer als de hoofdpersoon verdrietig was, werd ik zelf ook een beetje verdrietig.'
Wat voor soort argument is dit?
A
gezagsargument
B
emotioneel argument
C
moreel argument
D
vergelijkingsargument
Slide 17 - Quiz
"NRC geeft het nieuwe boek van Griet op de Beeck vier sterren. Dan zal het dus wel een goed boek zijn."
A
gezagsargument
B
nut of (on)gewenst gevolg
C
vergelijkingsargument
D
moreel argument
Slide 18 - Quiz
Argumentatiestructuren
Vier hoofdvormen: geven aan hoe een argument (rood) een standpunt (zwart) kan ondersteunen.
Slide 19 - Slide
Enkelvoudige argumentatie
Dit vind ik (standpunt - zwart) want (één argument - rood) .
Lees je van standpunt naar argument: WANT/OMDAT
Lees je van argument naar standpunt: DUS/DAAROM
Slide 20 - Slide
Nevenschikkende argumentatie
Je gebruikt meer dan één argument:
Onafhankelijk Losse argumenten hebben niets met elkaar te maken, opsomming
Afhankelijk Twee of meer argumenten hebben elkaar nodig.
Slide 21 - Slide
Nevenschikkende argumentatie
Je gebruikt meer dan één argument:
Onafhankelijk Losse argumenten hebben niets met elkaar te maken, opsomming
Afhankelijk Twee of meer argumenten hebben elkaar nodig. Je kunt ze niet los gebruiken.
Slide 22 - Slide
Onderschikkkende argumentatie
Argument met een subargument of onderbouwing.
Je vertelt waarom je argument klopt.
Slide 23 - Slide
Argumentatie in een hele tekst
Slide 24 - Slide
Enkelvoudige, onderschikkende of nevenschikkende argumentatie?
Zij is de juiste persoon voor die baan, want zij heeft ruime ervaring in de branche en zij voldoet aan alle opleidingseisen.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
Slide 25 - Quiz
Liggend naar een liveconcert luisteren is echt anders dan wanneer je op een stoel zit. Je bent meer ontspannen en met je ogen dicht kun je beter luisteren, want je wordt nergens door afgeleid.
Zet alles op de juiste plek in het argumentatieschema.
Met je ogen dicht kun je beter luisteren.
Je bent meer ontspannen.
Liggend naar een liveconcert luisteren is echt anders dan wanneer je op een stoel zit.
Je wordt nergens door afgeleid.
Slide 26 - Drag question
De tijd na je eindexamen is het mooist, want dan gaan er veel leuke dingen gebeuren: op kamers wonen, de opleiding van je dromen volgen en veel nieuwe mensen ontmoeten.
Zet alles op de juiste plek in het argumentatieschema.
veel nieuwe mensen ontmoeten.
De tijd na je eindexamen is het mooist,
op kamers wonen,
de opleiding van je dromen volgen
want dan gaan er veel leuke dingen gebeuren:
Slide 27 - Drag question
Zelf aan de slag
Lezen blok 4, opdracht 2 en 3 (vanaf blz. 181)
Slide 28 - Slide
Tijdens een online les moet iedereen de camera aanzetten. Als je elkaar kunt zien, is er meer interactie en als je je camera aan hebt, let je beter op. Het praat gewoon makkelijker als je elkaar ziet.
Zet alles op de juiste plek in het argumentatieschema.
Het praat gewoon makkelijker als je elkaar ziet.
Tijdens een online les moet iedereen de camera aanzetten.