H1 Gedrag par. 1.3

§1.3 Functies van gedrag
Je herkent verschillende vormen van conflict gedrag.

Je weet het verschil tussen klassiek en operant conditioneren en je kunt de theorie toepassen.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

§1.3 Functies van gedrag
Je herkent verschillende vormen van conflict gedrag.

Je weet het verschil tussen klassiek en operant conditioneren en je kunt de theorie toepassen.

Slide 1 - Slide

Welke van de onderstaande gedragingen is aangeboren?
A
Een baby begint te happen en te zuigen zodra de tepel van de moeder het mondje van de baby aanraakt
B
Een vogel komt elk jaar terug naar dezelfde broedplaats op hetzelfde eiland
C
Een roodborstje eet een onsmakelijk insect, spuugt het uit en eet er nooit meer één
D
Een wolf vindt zijn prooi door het geurspoor te volgen

Slide 2 - Quiz

Een koekoeksjong probeert direct na het uitkomen uit zijn ei alle andere eieren uit het nest te duwen. Als dat niet lukt, moet het koekoeksjong het nest soms delen met een andere vogel. Toch krijgt het koekoeksjong het meeste voedsel, doordat het een veel grotere oranje-rode bek heeft dan het andere vogeltje. Deze kleur van de bek is een uitwendige prikkel voor de ouder om te voeren.

Hoe wordt zo’n extra sterke sleutelprikkel genoemd?

Slide 3 - Open question

De functie van gedrag is vergroting van de overlevingskans voor het individu 
en het vergroten van de overlevingskans van de soort door een 
grotere kans op voortplanting.

Slide 4 - Slide

Conflict gedrag
Komt voor als twee gedragssystemen in conflict komen.
Dit gebeurt wanneer tegenstrijdige prikkels tegelijk tegenstrijdige gedragssystemen oproepen.


Gaat om een INTERN conflict.

Slide 5 - Slide

Conflict gedrag
Drie vormen:

  • Ambivalent gedrag
  • Omgericht gedrag
  • Overspronggedrag

Slide 6 - Slide

Ambivalent gedrag
Het dier vertoont afwisselend gedragselementen uit twee tegengestelde gedragssystemen

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Omgericht gedrag
Het gedrag wordt gericht op een ander doel/object


Slide 9 - Slide

Overspronggedrag
Ongepast gedrag voor de situatie. Oplossen van het innerlijk conflict.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

ambivalent gedrag
oversprong-
gedrag
omgericht gedrag
Je moeder is boos omdat je slechte examenresultaten behaalde. Ze maakt geen ruzie met je maar gaat de was doen.
Je hebt net je rijexamen afgelegd, waarvoor je heel zenuwachtig was. Je krijgt je resultaat terug en je bent geslaagd. Je huilt van blijdschap.
Met je pas verkregen rijbewijs rijd je de auto van je pa in de prak. Wanneer je hem het nieuws vertelt slaat hij met zijn vuist op tafel.

Slide 12 - Drag question

Twee stekelbaarsjesmannetjes bevinden zich op de grens van hun territorium. Ze vertonen allebei afwisselend aanvals- en vluchtgedrag.

Hoe noem je dit gedrag in deze situatie?
A
verzoeningsgedrag
B
overspronggedrag
C
ambivalent gedrag
D
omgericht gedrag

Slide 13 - Quiz

Samenhangende handelingen van een dier worden ondergebracht in gedragssystemen, bijvoorbeeld baltsgedrag, conflictgedrag, sociaal gedrag of territoriumgedrag.

Tot welk van de genoemde gedragssystemen behoort speelgedrag van twee jonge leeuwen?
A
baltsgedrag
B
conflictgedrag
C
sociaal gedrag
D
territoriumgedrag

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

Klassieke conditionering
  • passieve vorm van leren.
  • conditioneren gebeurt automatisch.
  • koppelen van een neutrale prikkel aan een prikkel die wel een bepaald gedrag oproept.

Slide 16 - Slide

Operante conditionering
  • actieve vorm van leren.
  • via belonen of straffen.
  • aanleren van gewenst gedrag.

Slide 17 - Slide

Huiswerk
Bestudeer 1.3
Maak opdracht 1 t/m 3, 5, 6 en 8 t/m 10

Slide 18 - Slide