5.6 spieren

toetsstof - H4 + H5 + 6.1 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

toetsstof - H4 + H5 + 6.1 

Slide 1 - Slide

TO DO - deze week


di            * herhaling + 5.6 bespreken: filmpje kijken en aantekening maken
                * werken aan 5.6 en beginnen met 6.1
woe       * start H6: 6.1 bespreken
                * 6.1 afmaken en beginnen met 6.2
do          * PO Oog - werkblad aan einde van les inleveren voor PO dossier


DONDERDAG 23 MEI - repetitie H5
DONDERDAG 30 MEI - SO begrippen deel II

Slide 2 - Slide

TO DO
* 5.6
* bouw en werking van spieren beschrijven
* effect van training en doping uitleggen
       
* 6.1 
* de werking van zintuigen in relatie met het zenuwstelsel beschrijven
* de reactie van een zintuig op een adequate prikkel beschrijven
* de delen van het oog en hun functie beschrijven.

Slide 3 - Slide

dwarsgestreept en glad spierweefsel
glad spierweefsel

Slide 4 - Slide

dwarsgestreept en glad spierweefsel
glad spierweefsel
autonome zs
animale zs
autonome zs

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

HORMOONSTELSEL
ZENUWSTELSEL
snel
langzaam
impulsen
via bloed
kort
langdurig
neuro
transmitter
via zenuwen
hormonen

Slide 7 - Drag question

Welke typen zenuwcellen zijn er?

Slide 8 - Open question

Welke typen zenuwcellen zijn er?
Welke binastabel kun je dit vinden?

Slide 9 - Open question

Welke indelingen van het zenuwstelsel ken je?

Slide 10 - Open question

Welke indelingen van het zenuwstelsel ken je?
Welke binastabel kun je dit vinden?

Slide 11 - Open question

Welk woord hoort het meest bij impulsgeleiding?
A
actiepotentiaal
B
acetylcholine
C
neurotransmitter
D
postsynaptisch membraan

Slide 12 - Quiz

Welk woord hoort het meest bij impulsoverdracht?
A
actiepotentiaal
B
Na-K-pomp
C
axon
D
synaps

Slide 13 - Quiz

uitlegfilm
* 5.6
- bouw en werking van spieren beschrijven

Slide 14 - Slide

Welke type spierweefsel vinden we in de skeletspieren?
A
glad spierweefsel
B
dwarsgestreept spierweefsel

Slide 15 - Quiz

Hoe noem je de eiwitdraden waaruit een spierfibril bestaat?
A
actines
B
filamenten
C
myosines
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 16 - Quiz

Welke stoffen heb je nodig voor een spiersamentrekking?

Slide 17 - Open question

In de film wordt acetylcholine genoemd. Het komt vrij uit een zenuwcel en zorgt dat de spiercel geactiveerd wordt.
Hoe noemen we zo'n stofje als acetylcholine?

Slide 18 - Open question

In welke BINAS tabel staat iets over spieren en hoe ze werken?
A
79C
B
88B
C
90C
D
93F

Slide 19 - Quiz

aan de slag - in stilte!
1) Huiswerkcontrole! Laat je gemaakte werk zien.

2) Niet af? Schrijf een plan! Wanneer doe je wat aan bio? Hoe ga je precies oefenen?

3) Werk aan de leerdoelen van 5.6 en 6.1. 
timer
20:00

Slide 20 - Slide

laatste PO tips 
* weet je de onderdelen van de cel nog?
* weet je nog wat diffusie / osmose / turgor / plasmolyse is? 1.5
* weet je nog hoe je kan rekenen met concentratie? 4A blz 33
* heb je de practicumtechnieken in de vingers? 4A blz 54/55
* weet je nog hoe je een goed verslag schrijft? 1.6 + 5.6 laatste blz

BINAS niet nodig - wordt gecontroleerd
Vergeet je rekenmachine / potlood / geo niet!

Slide 21 - Slide

RESULTATEN


wat je weet = 

*onafhankelijke variabele
*de factor die je instelt
*X-as

wat je meet = 

*afhankelijke variabele
* Y-as

Slide 22 - Slide

conclusie
* 1 zin
* antwoord op de onderzoeksvraag
* past bij je resultaten

Slide 23 - Slide

discussie
Je bespreekt de (validiteit en) betrouwbaarheid van het onderzoek.
-Hoe kan je de opzet verbeteren? (=vervolgonderzoek)
-Waarom niet/wel betrouwbaar?

Je verklaart de conclusie. 
Je koppelt het onderzoek aan het maatschappelijk belang.

Slide 24 - Slide

betrouwbaar    * vaak op dezelfde plek schieten         * metingen ongeveer gelijk
                             * elke meting is hetzelfde uitgevoerd
valide                  * in de roos schieten                               * het juiste is gemeten
                             * je meet iets, waarmee je ook echt antwoord geeft op de vraag

Slide 25 - Slide

betrouwbaar & valide
betrouwbaar: je meetinstrument geeft steeds dezelfde resultaten onder dezelfde condities.

validiteit: de juistheid of accuraatheid van metingen. Meet het meetinstrument hetgeen het moet meten? 

Zelfs als je meting betrouwbaar is (je meet steeds hetzelfde), dan hoeft de meting nog niet valide te zijn.

Slide 26 - Slide

validiteit
Je kunt gewicht meten met een weegschaal (het instrument), maar als de weegschaal verkeerd is afgesteld dan is het resultaat van de weging niet juist en dus niet valide.



Slide 27 - Slide

betrouwbaarheid
Ook al is de weegschaal verkeerd afgesteld; als een persoon met een constant gewicht twee keer achter elkaar op de weegschaal gaat staan, zou de weegschaal twee keer hetzelfde gewicht moeten laten zien. Anders is de weegschaal niet betrouwbaar.


Slide 28 - Slide

Wanneer is een onderzoek betrouwbaar?
A
Als het onderzoek valide is.
B
Als het onderzoek bij herhaling hetzelfde resultaat oplevert.
C
Als de onderzoeksmethode geschikt is geweest om antwoord te krijgen op je vraag.
D
Als de resultaten overeenkomen met de hypothese

Slide 29 - Quiz

Wanneer is een onderzoek valide?
A
Als het onderzoek betrouwbaar is.
B
Als het onderzoek bij herhaling hetzelfde resultaat oplevert.
C
Als de onderzoeksmethode geschikt is geweest om antwoord te krijgen op je vraag.
D
Als de resultaten overeenkomen met de hypothese.

Slide 30 - Quiz

Een valide onderzoek
Er is sprake van 1 variabele: het resultaat van het onderzoek mag alleen veroorzaakt zijn door die ene variabele! 

Daarvoor is ook een controle(groep) nodig! 

Voorbeeld: op straat aan mensen vragen of ze vreemd gaan leidt vaak niet tot eerlijke antwoorden. Als ze net samen winkelen met hun partner of ouders, dan zullen ze sociaal wenselijk antwoorden. Een factor die dan nog meespeelt is schaamte.

Slide 31 - Slide

over dit onderwerp van H5
mag wat mij betreft een vraag
in de toets komen

Slide 32 - Mind map

TO DO
* 5.6
- bouw en werking van spieren beschrijven
- effect van training en doping uitleggen
- uitvoering van een onderzoek en conclusies evalueren
* uitlegfilm kijken
* opdracht 5.6: 44, 45, 49, 51 
   opdacht 6.1: 1, 3, 4

Slide 33 - Slide