This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
5 min lezen
timer
5:00
Slide 1 - Slide
Wat is een startgetal?
Slide 2 - Open question
Wat is een richtingsgetal?
Slide 3 - Open question
Wat is een woordformule?
Slide 4 - Open question
Uit welke onderdelen bestaat een woordformule?
Slide 5 - Open question
doel
na deze les weet ik hoe ik een grafiek moet tekenen bij een woordformule
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Jan heeft een bijbaantje in een supermarkt en hij berekent zijn inkomsten met de volgende woordformule: Inkomsten (€)= 4 + 5 x tijd (uren) Bereken de inkomsten van Jan na 6 uur werken.
Slide 9 - Open question
De grafiek van een woordformule tekenen
Inkomsten (€)= 4 + 5 x tijd (uren)
Slide 10 - Slide
tijd ( uren)
0
1
2
3
4
5
6
Inkomsten (€)
4
9
14
19
24
29
34
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
waarom is het startgetal negatief?
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
tijd (weken)
0
1
2
3
4
hoogte(cm)
-15
-8
-1
6
13
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Hoe vond je het dat je een woordformule moet opstellen bij een tabel en grafiek (alles door elkaar en steeds een tabel en grafiek)? Leg uit waarom.