2k5 2.8 spelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Gelukkig 2021 

Spelling 2.8

Woordsoorten Herhaling

In duo's

Schrijf de zin in je schrift en benoem de woordsoorten.

Kies uit: zn-bv-lw-zww-hww-pers. vnw-bez.vnw-rtw-htw

Van mijn eerste spaargeld laat ik een vette mok ontwerpen.

Van mijn eerste spaargeld laat  ik een vette mok ontwerpen.

       vz    bzv     rtw         zn         hww  psv  lw  bv      zn        zww

Lesdoel

Je kunt een werkwoord correct in de VT schrijven

Weet het verschil tussen sterk en zwak ww

Je kunt een znw ( ie-ee) in het meervoud correct schrijven

Je kunt 10 dicteewoorden correct schrijven

Stap 1

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.

Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd

Stap 2

Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan

naar de ik-vorm

geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop

Stap 3+ 4

Schrijf de ik vorm op en kijk naar laatste letter stam> 

Kijk vervolgens naar t'x kfschp 

(geloven - en = gelov)            

 geloofde

Tot slot kijk je of het onderwerp meervoud op enkelvoud is

STERKE

werkwoorden

hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Voorbeeld?????

                  Samen aantekening maken WW in de VT

Zwak werkwoord

Stap 1................................

Stap 2................................

Stap 3...............................

Stap 4.....................................

TIP: 

Sterk werkwoord

Eigenschap:................

Verleden tijd (254)

Welkom                2.8 Spelling

lesdoel 1:

Spelling van werkwoorden in de verleden tijd (156)

?

Instappen

Maak opdracht 1 en 2 

Vorig jaar ___ we die zware spullen zelf naar boven.
VT

1. sjouwde
2. sjouwdde
3. sjouwden
4. sjouwdden

Gisteren ___ onze keuken gerenoveerd.

1. word
2. werd
3. wordt
4. werdt

0

Mijn broer is gevraagd als penningmeester, maar hij aanvaar... deze functie niet. (aanvaarden)

1. d
2. t
3. dt
4. dd

Vroeger (verwaarlozen) hij zijn kinderen.

1. verwaarlozen
2. verwaarloost
3. verwaarloozde
4. verwaarloosde

Aan de horizon onderschei ... hij duidelijk twee boortorens. (onderscheiden)

1. d
2. t
3. dt
4. dd

Op mijn vorige school pes...en de kinderen elkaar vaak. (pesten)

1. d
2. t
3. tt
4. dd

Onze vroegere buren voe...en hun kinderen indertijd op in een sfeer van vertrouwen. (opvoeden)

1. d
2. t
3. tt
4. dd

Mijn moeder (stoten) zich aan het kasje. (VT)

Toen (rijden) de chauffeur erg hard

Meervoud op iën, ieën, eën: uitspraak probleem

IËN

klemtoon in het midden-begin

olië-oliën

IEËN

klemtoon aan het eind

therapie-therapieën

EËN

woord eindigt op ee

idee-ideeën

Aan de slag

Opdracht 4, 5, 6 en 7 

Meervoud op -ie, -ee (160)

leertekst op blz. 160

of digitale lesstof  2.8 

-iën

-ieën

-eën

porien

olien 

bacterien

kolonien

therapieen

calorieen

industrieen

feeen

sleeen

ideeen

Noteer onderstaande rijtjes apart en zet het trema op de juiste letter.

poriën

oliën 

bacteriën

koloniën

therapieën

calorieën

industrieën

feeën

sleeën

ideeën

Antwoorden

maak een zin met de groene woorden

maak opdracht 8

We sluiten af met een dicteetje!

5 zinnen !

Stuur een foto van je handgeschreven dictee.

Waar ligt de klemtoon?
genie

1. ge
2. nie

Hoe schrijf je het meervoud van
genie