telwoorden, bijwoorden, voegwoorden

welkom
Doel van de les:
Ik kan een telwoord (hoofd- en rangtelwoord, bepaald en onbepaald), bijwoorden en voegwoorden herkennen.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

welkom
Doel van de les:
Ik kan een telwoord (hoofd- en rangtelwoord, bepaald en onbepaald), bijwoorden en voegwoorden herkennen.

Slide 1 - Slide

achttien
A
telwoord
B
bijwoord
C
nevenschikkend voegwoord
D
onderschikkend voegwoord

Slide 2 - Quiz

en
A
telwoord
B
bijwoord
C
nevenschikkend voegwoord
D
onderschikkend voegwoord

Slide 3 - Quiz

niet
A
telwoord
B
bijwoord
C
nevenschikkend voegwoord
D
onderschikkend voegwoord

Slide 4 - Quiz

omdat
A
telwoord
B
bijwoord
C
nevenschikkend voegwoord
D
onderschikkend voegwoord

Slide 5 - Quiz

telwoorden
Hoofdtelwoorden geven een aantal aan.
Rangtelwoorden geven een volgorde aan.
Bepaalde telwoorden geven een precies aantal of een precieze volgorde aan.
Onbepaalde telwoorden geven een globaal aantal of globale plaats in de volgorde aan.

Slide 6 - Slide

telwoorden

Slide 7 - Slide

bijwoord
Een bijwoord is een woord dat meer informatie geeft over een bijvoeglijk naamwoord of werkwoord in de zin of over de hele zin. 

Voorbeelden: 
erg (lief), (werkt) langzaam, (ga) niet, (lieg) nooit, (ben) ergens

Slide 8 - Slide

voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden: verbinden twee hoofdzinnen met elkaar. Er zijn er vijf: en, of, maar, want, dus.


Onderschikkende voegwoorden: verbinden een hoofdzin en een bijzin. Het zijn er veel, bijvoorbeeld: aangezien, als, dan, toen, hoewel, nadat, omdat, terwijl, zodat etc.

Slide 9 - Slide

Maak een zin met deze structuur:
tw-vw-tw-kww-tw.

Slide 10 - Open question

Maak een zin met deze structuur:
lw-tw-zn-kww-bw-bn-vw-bn.

Slide 11 - Open question

Maak in Learnbeat 3.4 A + B
A = opfrissen andere woordsoorten
B = telwoorden, bijwoorden, voegwoorden

Slide 12 - Slide

Doel behaald?
Ik kan een telwoord (hoofd- en rangtelwoord, bepaald en onbepaald), bijwoorden en voegwoorden herkennen.
A
Ik (her)ken deze woordsoorten.
B
Ik begrijp de uitleg en ga nog verder oefenen.
C
Ik heb meer uitleg nodig en ga verder oefenen.
D
Ik geef het op.

Slide 13 - Quiz

Fijne dag allemaal 

Slide 14 - Slide