1 E 6 december 2022 samen lezen en begrijpend lezen

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Afspraken in de les
- Tijdens de les zijn we bezig met de les. Andere dingen doe je buiten de les
- Als de leraar praat  zijn de leerlingen stil.
- Vinger opsteken en wachten tot je  de beurt krijgt 
- Blijf van andermans spullen af en laat alle spullen heel.
- Eten, drinken (behalve water), toiletbezoek buiten de les. Geen kauwgom!
- Telefoon alleen met toestemming tijdens de les.
- Blijven zitten tot de leraar zegt dat je de klas mag verlaten.
- Je schoolspullen bij je hebben in de les
- Aanwijzingen van de leraar opvolgen.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we deze les doen? 
- 2 Hoofdstukken samenlezen uit Verdacht. (Let op leestekens!)
- Begrijpend lezen: We kijken het huiswerk na.
- Begrijpend lezen: je leert hoe je een alinea herkent
- Oefenen met alinea's herkennen.

Slide 3 - Slide

Samen lezen: om de beurt hardop

Slide 4 - Slide

Vorige les: Titel en (tussen)kopje
Bijna elke tekst heeft een titel.
De titel noemt het onderwerp óf de titel geeft een aanwijzing over het onderwerp van de tekst.
De titel (en de tussenkopjes) zijn meestal groter en/of vetgedrukt.
Tussenkopjes staan in de tekst.
Tussenkopjes vertellen je waarover het tekstgedeelte onder het (tussen)kopje gaat.

Slide 5 - Slide

Begrijpend lezen
Je weet nu 
- wat een titel en een tussenkopje betekenen.
- hoe je het onderwerp van een tekst vindt.

Deze les leer je
- hoe je een alinea herkent. 

Slide 6 - Slide

De alinea
- begint altijd op een nieuwe regel.
- soms staat er een witregel tussen twee alinea's 
- soms begint de eerste regel met een stukje wit: inspringen
- de laatste zin van een alinea loopt meestal niet door tot het einde van de regel.

Slide 7 - Slide

Oefenen met de alinea
Maak oefening 11 en 12 op bladzijde 25

Slide 8 - Slide

a Hoe kun je de titel van een tekst herkennen?
De letters van de titel zijn meestal groter gedrukt. De titel staat
boven de tekst.
b Vind je in alle teksten tussenkopjes? ja / nee
c Kijk nog eens naar tekst 1. Schrijf de titel op.
Wedstrijd voor honden
d Welke tussenkopjes staan in tekst 1?
Samenwerking
Winnaar
e Bekijk tekst 2. Schrijf de titel op.
Talent en theater
f Welke tussenkopjes staan in tekst 2?
Pak je kansen
Het Talententheater zoekt jou!

Slide 9 - Slide

a Wat is de titel van de tekst?
Ruud Gullit zoekt nieuw FIFA-talent voor zijn esportsteam met
serie op Videoland
b Wat zijn de tussenkopjes?
Allereerste talentenjacht
Meerdere kwaliteiten
Meedoen?
c Wat zie je op het plaatje?
 Ruud Gullit met drie deelnemers aan de FIFA-talentenjacht.
d Wat is het onderwerp van de tekst?
{ A allereerste talentenjacht van Ruud Gullit
{ B FIFA zoekt esporters
{ C Ruud Gullits Talentenjacht voor esportsteam

Slide 10 - Slide

Maak oefening 4 op bladzijde 20.

Slide 11 - Slide

Onderwerp van de tekst
Iedere tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van de tekst. Het onderwerp schrijf je in één of een paar woorden op.
Je vindt het onderwerp van de tekst door:
- het lezen van de titel
- kijken naar de vet- of schuingedrukte woorden
- het bekijken van de plaatjes
- je af te vragen waar deze tekst over gaat 

Slide 12 - Slide

Woorden van de week
Iedere week worden voor de hele school twee woorden gekozen.
Deze week: afname en beschrijven
Waar kun je die woorden zien?

Slide 13 - Slide

Zelf oefenen
Maak oefening 8 op bladzijde 22.
Als je eerder klaar bent maak je oefening 9.
Wie de oefeningen van vandaag nog niet af had, krijgt dat als huiswerk op.
Volgende week dinsdag kijken we de oefeningen na.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

De volgende les
- Maandag hebben we Nieuwsbegrip. 

Dinsdag: 
- Gaan we de oefeningen nakijken.
- Gaan we verder in het samenleesboek. 
- Gaan we verder met het onderwerp alinea. 
- Dinsdag blijven leerlingen na.


Slide 16 - Slide

Veel plezier op het schoolfeest vanavond!

Slide 17 - Slide

Persoonsvorm
Elke zin heeft een persoonsvorm.
De persoonsvorm (pv) is een vorm van het werkwoord.
Een werkwoord is een woord dat een handeling, situatie of gebeurtenis uitdrukt. Bijvoorbeeld: bellen, struikelen, zijn, sneeuwen.
De pv geeft aan wat er in een zin gebeurt.
Aan de pv kun je zien of de zin over vroeger of nu gaat. 

Slide 18 - Slide

Tijdproef persoonsvorm
De persoonsvorm kun je vinden met de tijdproef pv.
Zet de zin in een andere tijd: van de tegenwoordige tijd naar de verleden tijd of andersom.
Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm. 

Ik heb vakantie.
Ik had vakantie.

Slide 19 - Slide

De pv herkennen in een zin.
- Het is bijna altijd één woord.
- Het is een vorm van een werkwoord.
- De pv staat in het enkelvoud (speel) of meervoud (spelen).
- De pv staat in de tegenwoordige tijd (speel) of in de verleden tijd (speelde)

Slide 20 - Slide

Dictee
- Schrijf je naam op je blaadje.
- Ik lees één keer de hele zin voor.
- Daarna lees ik de zin in stukjes voor. 
- Daarna lees ik de zin nog een keer helemaal voor.
- Als iedereen klaar is mag je zelf het dictee nakijken op het digibord.


Slide 21 - Slide

Dictee nakijken
1. Vandaag hebben alle leerlingen hun leerboek bij zich.
2. Bram en Aisha gingen met de auto naar huis.
3. Giovanca en Frederik fietsten naar school.
4. De leerlingen van deze klas gingen begin dit schooljaar op kamp.
5. Heette de plaats waar het kamp was Woudenberg?  
7. Niemand heeft zin in de herfstvakantie.

Slide 22 - Slide