What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Passé composé
Leerdoelen
(1) "Ik kan de passé composé van werkwoorden op -er goed vervoegen"
(2) "Ik kan de passé composé van de werkwoorden
avoir
,
être
en
faire
goed vervoegen"
1 / 20
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
20 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Leerdoelen
(1) "Ik kan de passé composé van werkwoorden op -er goed vervoegen"
(2) "Ik kan de passé composé van de werkwoorden
avoir
,
être
en
faire
goed vervoegen"
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Verschil présent - passé composé
Présent
Passé composé
Ik werk
Ik heb gewerkt
Je travaille
J'ai travaillé
Wij kopen
Wij hebben gekocht
Nous achetons
Nous avons acheté
Slide 3 - Slide
Voorbeelden werkwoorden op -er?
parl
er
, trouv
er
, chang
er
, écout
er
, travaill
er
, pens
er
, aim
er
, ador
er
, détest
er
, etc.
Slide 4 - Slide
Hoe maak je een passé composé?
Parler > Parlé ( = gepraat)
Trouver > Trouvé (= gevonden)
Écouter > Écouté (= geluisterd)
Penser > Pensé (= gedacht)
MAAR... "Ik
heb
gepraat" en "Wij
hebben
geluisterd"
DUS: We hebben het werkwoord
hebben
(=
avoir
) nodig!
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Exemple
Ik heb gekeken = ?
Gekeken komt van kijken.
Kijken = regarder > regardé (= gekeken)
Ik heb = J'ai
J'ai regardé
Slide 7 - Slide
Wat is de passé composé-vorm van "chercher"?
Slide 8 - Open question
Jij hebt gezongen = ?
(Zingen = chanter)
Slide 9 - Open question
Avoir
avoir = hebben > eu = gehad
Tu as eu = Jij hebt gehad
Vous avez eu = Jullie hebben gehad / U heeft gehad
Etc.
Slide 10 - Slide
Wij hebben gehad =
A
Nous avons avoiré
B
Nous avons eu
Slide 11 - Quiz
Ik heb gehad = ?
Slide 12 - Open question
Être
être = zijn été = geweest
J'ai été = Ik ben geweest
Nous avons été = Wij zijn geweest
Etc.
Slide 13 - Slide
Jij bent geweest = ?
A
Tu as été
B
Tu es été
C
Tu as êtré
D
Tu es êtré
Slide 14 - Quiz
Isabelle is leraar geweest = ?
Slide 15 - Open question
Faire
faire = doen/maken fait = gemaakt/gedaan
Il a fait = Hij heeft gemaakt/gedaan
Elles ont
fait du foot
= Zij hebben gevoetbald (want: het hele werkwoord is
faire
du foot
)
Etc.
Slide 16 - Slide
U heeft getennist = ?
A
Vous avez fairé du tennis.
B
Vous avez tennissé.
C
Vous avez fait du tennis.
D
Vous êtes fait du tennis.
Slide 17 - Quiz
Zij heeft een tafel (une table) gemaakt = ?
Slide 18 - Open question
Ik kan de passé composé van werkwoorden op -er toepassen.
A
Ja
B
Nee
Slide 19 - Quiz
Ik kan de passé composé van avoir, être en faire toepassen.
A
Ja
B
Nee
Slide 20 - Quiz
More lessons like this
Passé composé
September 2020
- Lesson with
31 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Passé composé
December 2021
- Lesson with
28 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Passé composé
March 2021
- Lesson with
36 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Passé composé herhaling onregelmatigheden
September 2021
- Lesson with
38 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Passé composé
September 2020
- Lesson with
46 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Passé composé
October 2020
- Lesson with
43 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
3H un1 A1 t/m A3 met PC
September 2020
- Lesson with
47 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Chapitre 1 - Passé composé
September 2022
- Lesson with
35 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2