H2 Spelling §10 Engelse werkwoorden

Open je boek op blz 260-261 (havo).

§10 De spelling van Engelse (leen)werkwoorden 

Voordat we beginnen:
Havo 2
SPELLING
CURSUS 7:
w
werkwoord-
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Open je boek op blz 260-261 (havo).

§10 De spelling van Engelse (leen)werkwoorden 

Voordat we beginnen:
Havo 2
SPELLING
CURSUS 7:
w
werkwoord-

Slide 1 - Slide

In deze les:
  • Resultaten van de herhalingsopdrachten.
  • Uitleg over de spelling (vervoeging) van Engelse werkwoorden in het Nederlands.
  • Oefenen.
  • Afronden.

Slide 2 - Slide

Verbeter de taalfout(en).

Slide 3 - Open question

Verbeter de taalfout(en).

Slide 4 - Open question

Verbeter de taalfout(en).

Slide 5 - Open question

Startopdracht
Wat?
Maak Cursus 7 Spelling paragraaf 9 af (in de online methode), opdracht 1 t/m 5. Schrijf in je schrift wat goed ging en wat nog aandacht nodig heeft. Lees paragraaf 10 (blz. 262) door als je klaar bent.
Hoe?
Zelfstandig in stilte.
Hulp
Brein, Boek, Buur
Tijd
Vijftien minuten



Klaar?
Keuze 1: Ik begrijp het goed: ga zelfstandig aan het werk.
Keuze 2: Ik vind het nog lastig: doe mee met de instructie.

Slide 6 - Slide

Engelse werkwoorden
Het Nederlands heeft veel werkwoorden uit het Engels overgenomen. We vervoegen deze leenwoorden net als Nederlandse woorden, en dat ziet er soms gek uit. Kijk maar:

Ik heb jouw bestand per ongeluk gedeletet.
Jij racet veel te snel!
Hoe vaak heb je deze maand al gedatet




Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Engelse werkwoorden
  • De ik-vorm t.t. van een Engels werkwoord schrijf je meestal door -en van het werkwoord af te halen. Let op bij timen.
speechen-speech, rugby-rugbyen, timen-time.
  • Als het woord in het Engels eindigt op een dubbele medeklinker, schrijf je een enkele medeklinker. let op bij paintball
flossen-flos, focussen-focus, paintballen-paintball
  • Engelse werkwoorden zijn in het Nederlands zwak, je kunt in de verleden tijd dus 't ex kofschip gebruiken.






Zo spel je




Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Maken: 
Volgende les(sen):
Opdracht 1 t/m 5

blz. 260, 261



Paragraaf 11:
Persoonsvormen in een samengestelde zin.


Cursus 7 Spelling, paragraaf 10 (blz. 260-261).

Slide 11 - Slide

Engelse werkwoorden

Zij (lunchen-vt)
A
lunchte.
B
lunchde.
C
lunchtte.
D
lunchdde.

Slide 12 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (daten-vt)
A
deette.
B
date.
C
datede.
D
datete.

Slide 13 - Quiz

Engelse werkwoorden
Ik heb (paintballen)
A
gepaintbald.
B
gepaintballd.
C
gepaintballt.
D
gepaintbalt.

Slide 14 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (racen-vt)
A
racte.
B
racette.
C
racde.
D
racete.

Slide 15 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (managen-vt)
A
managede.
B
managete.
C
managde.
D
managte.

Slide 16 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde.
B
barbecuede.
C
barbecuete.
D
barbecuette.

Slide 17 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij ... (timen - vt).
A
Hij timde.
B
Hij timdde.
C
Hij timete.
D
Hij timede.

Slide 18 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij ...(rugbyen - vt).
A
Hij rugbyte.
B
Hij rugbyde.
C
Hij rugbyente.
D
Hij rugbyende.

Slide 19 - Quiz