AFP2 Ademhaling les 1 & 2

AFP2 Ademhaling

1 / 23
next
Slide 1: Slide
GezondheidszorgHBO

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

AFP2 Ademhaling

Slide 1 - Slide

Het merendeel van de CO2 wordt gebonden aan hemoglobine naar de alveoli vervoert
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Bij een inspiratoire stridor is er eerder een obstructie van de hoge dan van de lage luchtwegen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Wat hoort bij elkaar?
Inspiratie
Expiratie
passief
actief
langer
korter

Slide 4 - Drag question

Wat is de stand van het diafragma bij inademing?
A
horizontaal en ontspannen
B
in een bolling, ontspannen
C
horizontaal en aangespannen
D
in een bolling, aangespannen

Slide 5 - Quiz

Bij uitademing neemt het volume van de longen af en daalt de druk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Als de zuurstofconcentratie afneemt noemen we dit …
A
hypo
B
hypoxie
C
hyperoxie
D
anoxie

Slide 7 - Quiz

De partiële zuurstofdruk in de alveoli is hoger/lager dan in het aanvoerende capillaire vat.
A
hoger
B
lager

Slide 8 - Quiz

Bij een blokkade van de trachea zal de pH van het bloed eerder dalen dan stijgen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Moleculen CO2 worden van de perifere weefsels getransporteerd naar de alveoli.
Op welke manieren gebeurt dit?

Slide 10 - Open question

Hemoglobine zal altijd een gelijk percentage opgeslagen zuurstof afgeven
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Welke long heeft 3 kwabben?
A
Links
B
Rechts
C
Allebei

Slide 12 - Quiz

Bij sympathische activering is eerder sprake van bronchoconstrictie dan bronchodilatatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Zet in de juiste volgorde, van boven naar beneden:
1.
2.
3.
epiglottis
oropharynx
trachea

Slide 14 - Drag question

Mw Janssen verslikt zich in een kruimeltje brood. Zal dit kruimeltje eerder in de linker of eerder in de rechter long terecht komen?
A
Links
B
Rechts

Slide 15 - Quiz

De primaire bronchus krijgt bloed en zuurstof van de v. pulmonalis.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Vul in: 

bij sporten ………..…………. de PO2 in de interstitiële vloeistof 
en …………………... de PCO2.
stijgt
daalt

Slide 17 - Drag question

Wanneer zijn de in- en uitademingsreflexen actief?
A
in rust
B
bij zware lichamelijke inspanning
C
altijd

Slide 18 - Quiz

De output van de baroreceptoren heeft invloed op de ademhalingscentra.
Als de bloeddruk daalt dan...….
A
neemt de ademhalings-frequentie toe
B
neemt de ademhalingsfrequentie af
C
blijft de ademfrequentie gelijk

Slide 19 - Quiz

Houd zolang mogelijk je adem in.
Wat maakt dat je ineens toch weer gaat ademen?

Slide 20 - Open question

Wat is de invloed van de pH op de ademhaling?

Slide 21 - Open question

Onder …………………………….... wordt een verhoging van de PCO2 van het arteriële bloed verstaan.  De chemoreceptoren van de medulla oblongata in de hersenstam worden gestimuleerd. Deze receptoren stimuleren de ademhalingscentra tot …………………………………... De ademhalingsfrequentie neemt toe en bij elke ademhaling verplaatst zich meer lucht in en uit de longen. Doordat per minuut meer lucht in en uit de alveoli gaat, neemt de kooldioxideconcentratie in de alveoli ………………………..., waardoor de diffusie van kooldioxide vanuit de longcapillairen …………….…………………….. 
Dit proces leidt geleidelijk aan tot ………….……………... ofwel een abnormaal lage PCO2. 
hyperventilatie
hypocapnie
hypercapnie
wordt bevorderd
af

Slide 22 - Drag question

Waarom hebben mensen met een anemie in het algemeen geen verhoogd ademritme of ademvolume?

Slide 23 - Open question