This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Transport
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Welke wand is het dikst ? De wand van de ...
A
linker boezem
B
linker kamer
C
rechter boezem
D
rechter kamer
Slide 4 - Quiz
Het bloed in de longader is...
A
zuurstofrijk, voedsel arm
B
zuurstofrijk, voedselrijk
C
zuurstof arm, voedselarm
D
zuurstof arm, voedselrijk
Slide 5 - Quiz
De halve maanvormige kleppen zitten tussen...
A
boezems en kamers
B
boezems en
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
Deze bloedvaten zijn meestal zuurstof arm
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders
Slide 8 - Quiz
Deze bloedvaten hebben kleppen
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders
Slide 9 - Quiz
in deze bloedvaten is de druk het hoogst
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders
Slide 10 - Quiz
in deze bloedvaten vindt uitwisseling van stoffen met het omliggende weefsel plaats.
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders
Slide 11 - Quiz
Deze bloedvaten hebben een dikke elastische wand.
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders
Slide 12 - Quiz
deze bloedvaten liggen diep in het lichaam
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders
Slide 13 - Quiz
Hart en vaatziekten
Dit zijn alle aandoeningen aan het hart of de bloedvaten.
Bloedvaten kunnen verstopt raken door:
trombose
cholesterol ( vettige stof die vooral in dierlijke voedingsmiddelen zit)
Slide 14 - Slide
bst 5 het bloed
bloedplasma
rode bloedcellen
witte bloedcellen
bloedplaatjes
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
D-toets
Slide 18 - Slide
Hoe loopt de kleine bloedsomloop?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart
Slide 19 - Quiz
Sommige soorten slangengif kunnen stolling van het bloed in de bloedvaten tot gevolg hebben.
Welke bloeddeeltjes spelen de belangrijkste rol bij de bloedstolling?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma
Slide 20 - Quiz
Hartfalen wordt behandeld met medicijnen. De hoeveelheid medicijnen hangt af van de bloeddruk van de patiënt. Om voortdurend de bloeddruk te meten kan een apparaatje aangebracht worden in het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert.
Hoe heet het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert? En behoort dit bloedvat tot de kleine of tot de grote bloedsomloop?
A
Dit bloedvat heet longslagader en behoort tot de kleine bloedsomloop.
B
Dit bloedvat heet longslagader en behoort tot de grote bloedsomloop.
C
Dit bloedvat heet longader en behoort tot de kleine bloedsomloop.
D
Dit bloedvat heet longader en behoort tot de grote bloedsomloop.
Slide 21 - Quiz
in welke lichaamsvloeistof zitten rode bloedcellen?
A
weefselvocht
B
lymfevocht
C
bloedplasma
D
urine
Slide 22 - Quiz
Een bloedpropje bevind zich in de armslagader in welk orgaan zal het propje een verstopping veroorzaken?