56. Thema 6, week 2 Les 7 een bedrijvende een lijdende vorm


A
De muzikant heeft in de schouwburg opgetreden.
B
Hij heeft vaak voor het optreden geoefend.
C
De gitarist werd luid toegejuicht door het publiek.
1 / 39
next
Slide 1: Quiz
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson


A
De muzikant heeft in de schouwburg opgetreden.
B
Hij heeft vaak voor het optreden geoefend.
C
De gitarist werd luid toegejuicht door het publiek.

Slide 1 - Quiz

Zet de zin in de lijdende vorm.

Slide 2 - Open question

Wat valt je op?

De jongens drinken limonade.


De limonade wordt door de jongens gedronken.

Slide 3 - Slide

Wat is het onderwerp in de zin?
Mijn broer is vandaag erg vervelend.

Slide 4 - Open question

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 5 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Mevrouw Van Til legt het onderwerp uit.
A
Mevrouw Van Til
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 6 - Quiz

Waarom heeft de politie de dader gearresteerd?
A
de dader = onderwerp
B
de politie = onderwerp

Slide 7 - Quiz

lijdend voorwerp
wat (of wie) + gez + ond


Slide 8 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?
Quirijn krijgt tandjes
A
Quirijn
B
krijgt
C
tandjes
D
er is geen lijdend voorwerp

Slide 9 - Quiz

Anton brengt zijn zusje naar school.
Lijdend voorwerp is:
A
Anton
B
brengt
C
zijn zusje
D
er is geen lijdend voorwerp

Slide 10 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.
A
Geen lijdend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 11 - Quiz

lesdoel

Ik kan zinnen omzetten van de lijdende naar de bedrijvende vorm en andersom.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Drag question


A
B
C

Slide 16 - Quiz


A
De band heeft een nieuw liedjes geschreven.
B
Het nummer werd meteen een grote hit.
C
Het liedje is vorige week uitgebracht.

Slide 17 - Quiz


A
Ik bezocht gisteren een musical.
B
Er werd prachtig gezongen en gedanst.
C
Na afloop van de musical werd er uitbundig geklapt.

Slide 18 - Quiz

Juf doet het voor


Sophie haalt de spelletjes.


Zet de zin van de bedrijvende vorm in de lijdende vorm.

Slide 19 - Slide

Wat is de lijdende vorm van de zin?
A
Het pakket is door Sjors bezorgd.
B
Het pakket heeft Sjors bezorgd.
C
Sjors had het pakket bezorgd.

Slide 20 - Quiz

Wat is de lijdende vorm van de zin?
A
De voorstelling filmt een cameraman.
B
Een cameraman heeft de voorstelling gefilmd.
C
De voorstelling wordt door een cameraman gefilmd.

Slide 21 - Quiz

Schrijf deze zin in de lijdende vorm

Dennis hangt de vlag uit.
Begin de zin met:  De vlag ......

Slide 22 - Open question

Schrijf deze zin in de lijdende vorm

Slide 23 - Open question

Schrijf deze zin in de lijdende vorm

Slide 24 - Open question

Zet de zin in de lijdende vorm!
Bas verkoopt de stoelen.

Slide 25 - Open question

Zet de zin in de lijdende vorm!

Slide 26 - Open question

Juf doet het voor


De laptop wordt door Sam geopend.


Zet de zin van de lijdende vorm in de bedrijvende vorm.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Zet de zin in de bedrijvende vorm!
De bel wordt door de jongens geluid.
begin met: De jongens ......

Slide 29 - Open question

Zet de zin in de bedrijvende vorm!
De broden worden door de bakker gebakken.


Slide 30 - Open question

Kies of de volgende zinnen lijdend of bedrijvend zijn.

Slide 31 - Slide

Het dressuur wordt door Inna goed uitgevoerd
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 32 - Quiz

Inna ontvangt een prijs.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 33 - Quiz

Mijn moeder prijst mijn oom uitbundig.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 34 - Quiz

Foto's van het uitzicht worden gemaakt door de stoere man
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 35 - Quiz

Maak van de volgende zin een lijdende zin.

Slide 36 - Slide

Mijn vader beklimt de heuvel

Slide 37 - Open question

aan het werk
Thema 8, week 2, Les 7

Opgave 2 en 3

15 x plussen

Slide 38 - Slide

Lijdend naar bedrijvend

1. Het lijdend voorwerp  wordt het onderwerp .

2. Het onderwerp wordt  voorafgegaan door het woord ‘door’.

3. Er komt een vorm van het werkwoord 'worden' of 'zijn' te staan (drinken —> wordt gedronken) (hebben  —> zijn)

Bedrijvend naar lijdend

1. het onderwerp wordt het lijdend voorwerp.

2. het woord ‘door’ verdwijnt.


3. het werkwoord ‘worden’ of ‘zijn’ verdwijnt.

Slide 39 - Slide