This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
2.1 Pinpas of portemonnee?
Slide 1 - Slide
Planning
Slide 2 - Slide
In deze les leer je:
Welke twee soorten geld er zijn
Hoe je je nieuwe saldo berekent
Wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil
Hoe je ermee betaalt
Wat de voor- en nadelen zijn van elektronisch betalen
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Giraal geld
Chartaal geld
Munten en bankbiljetten
Geld op je bankrekening
Slide 5 - Drag question
Soorten geld
Het geld in je portemonnee, dus munten en bankbiljetten, is chartaal geld.
Het geld op je bankrekening is giraal geld.
Slide 6 - Slide
Saldo
Het bedrag dat op je bankrekening staat, is je saldo.
Met internetbankieren of met een bank-app op je telefoon kun je zien hoeveel saldo je hebt.
Slide 7 - Slide
Saldo berekenen
Formule:
Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten – uitgaven
Slide 8 - Slide
Je hebt € 15 op je bankrekening staan. Op je bankrekening krijg je € 10 zakgeld van je ouders. Je koopt mascara en pint daarvoor € 7,50. Wat wordt je nieuwe saldo?
Slide 9 - Open question
Slide 10 - Video
Wat is directe en indirecte ruil?
Slide 11 - Open question
Directe en indirecte ruil
Slide 12 - Slide
Elektronisch betalen
Betalen via internet, met je bankpas of met je telefoon, noem je elektronisch betalen.
Voordeel: het is handig.
Nadeel: je hebt vaak niet in de gaten hoeveel geld je nog hebt.
Slide 13 - Slide
Weet jij welke twee soorten geld er zijn?
Ja
Nee
Ik wil hier meer over weten
Slide 14 - Poll
Ik weet hoe je een nieuw saldo berekend
Ja
Nee
Ik wil hier meer over weten
Slide 15 - Poll
Ik weet het verschil is tussen directe en indirecte ruil
Ja
Nee
Ik wil hier meer over weten
Slide 16 - Poll
Ik weet wat de voor- en nadelen zijn van elektronisch betalen