Zich wassen
Een voorbeeld: Ik was me
Bij wederkerende werkwoorden horen de dikgedrukte woorden altijd bij elkaar. Ik en me, jij en je, hij en zich etc.
Se laver
je me lave (ik was me)
tu te laves (jij wast je)
il se lave (hij wast zich)
elle se lave (zij wast zich)
on se lave (men wast zich)
nous nous lavons (wij wassen ons)
vous vous lavez (jullie wassen jullie)
ils/elles se lavent (zij wassen zich)