Klas 2 Gramm ch5

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

je réponds

tu perds

nous attendons

vous vendez

elle a entendu

ils ont rendu

on répond

elle a vendu

tu attends

j'ai entendu

ik antwoord

jij verliest

wij wachten (op)

u verkoopt

zij heeft gehoord

zij hebben teruggegeven

men antwoordt

zij heeft verkocht

jij wacht op

ik heb gehoord

j'ai rencontré

vous avez restés

il a commencé

il est commencé

tu as été

je suis rencontré

elles ont allé

vous avez mangé

elles sont allées

vous etes restés

vous etes mangé

vous etes resté

je rencontre

il commence

tu es

vous mangez

elles vont

vous restez

Vertaal: jullie hebben

Vertaal: zij zijn

Vertaal: jij hebt

Vertaal: u bent geweest

Vertaal: men is

Vertaal: zij zijn begonnen

zij zijn gebleven

Vul in:
Je vais ____ Paris.

Tu vas ________ Angleterre.

Il va ______ Suisse.

Nous allons ______ Etats-Unis.

J'habite ________ Pays-Bas.

Tu vas ________ Portugal?

Vertaal: we zijn naar huis gegaan