grammatica eindtoets

Welkom in de les!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom in de les!

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • het verschil tussen een verplicht en toevallig wederkerend voornaamwoord begrijpen
  • het werkwoordelijk gezegde kunnen benoemen in zinnen met een wederkerend voornaamwoord
  • voorbereiden op de de eindtoets

Slide 2 - Slide

Wederkerend voornaamwoord
bijvoorbeeld "zich verslapen"

Ik verslaap me regelmatig. -> me = (verplicht) wederkerend vnw
WG= verslaap me

Slide 3 - Slide

Ik haast me naar huis.
WG=
A
haast
B
haast me
C
haast me naar huis
D
er is geen WG

Slide 4 - Quiz

Wij verplaatsen ons het liefst zo min mogelijk.
WG=
A
verplaatsen
B
wij verplaatsen
C
verplaatsen ons
D
wij verplaatsen ons

Slide 5 - Quiz

ons= toevallig wederkerend vnw
Kijk maar naar de volgende zinnen:
- Wij verplaatsen ons zo min mogelijk.
- Wij verplaatsen alle tafels in het lokaal.

ons en alle tafels zijn beide lijdend voorwerp. 

Slide 6 - Slide

Ik neem me dat wel vaker voor.
WG=
A
neem
B
neem voor
C
neem me voor
D
ik neem me voor

Slide 7 - Quiz

De meiden zijn al de hele middag aan het voetballen.

A
WG = zijn
B
WG = zijn voetballen
C
WG = zijn aan het voetballen
D
NG = zijn aan het voetballen

Slide 8 - Quiz

Dit zeg ik je nu voor de tiende keer!
A
je = LV
B
Dit = OW
C
Dit = LV
D
Voor de tiende keer = MV

Slide 9 - Quiz

Hij ergert zich aan dat soort dingen.

Welke bewering is juist?
A
Deze zin heeft een NG.
B
Deze zin heeft geen LV en geen MV.
C
Deze zin heeft geen MV maar wel een LV.
D
Deze zin heeft geen LV maar wel een MV.

Slide 10 - Quiz

Narcissus werd door de goden gestraft.
A
NG = werd gestraft
B
NG = werd gestraft door de goden
C
WG = werd gestraft
D
WG = werd gestraft door de goden

Slide 11 - Quiz

Hij wilde zich bij de vijver ontspannen.
WG =
A
wilde
B
wilde ontspannen
C
wilde zich ontspannen
D
deze zin heeft geen WG

Slide 12 - Quiz

Herhaling 

Slide 13 - Slide

Vraag jij je dat ook wel eens af?
A
Vraag = hww je = pers
B
Vraag = zww dat = pers
C
je = wederkerend vnw jij = pers
D
Jij = pers je = bez

Slide 14 - Quiz

Cheiron was in de Griekse mythologie een centaur.
was - Griekse - centaur
A
zww - eig - zn
B
zww - bn - zn
C
kop - eig - zn
D
kop - bn - zn

Slide 15 - Quiz

Bij die wezens is het achterste deel een paard.
Die - is - achterste
A
aan - zww - bn
B
pers - zww - zn
C
aan - kop - bn
D
aan - hww - bn

Slide 16 - Quiz

Het voorste deel is een mens.
Het - is - een
A
pers - kop - olw
B
blw - zww - blw
C
olw - hww - olw
D
blw - kop - olw

Slide 17 - Quiz

Helaas werd Cheiron verstoten door zijn ouders.
werd - Cheiron
A
hww - zn
B
hww - eig
C
kop - zn
D
kop - eig

Slide 18 - Quiz

Hij leefde als een kluizenaar.
als een kluizenaar =
A
LV
B
MV
C
ND
D
BWB

Slide 19 - Quiz

Hij ontwikkelde een enorme kennis over muziek, jacht, krijgskunde en geneeskunde
A
Deze zin heeft een LV en een MV.
B
Deze zin heeft wel een LV maar geen MV.
C
Deze zin heeft een MV maar geen LV.
D
Deze zin heeft geen LV en geen MV.

Slide 20 - Quiz

Hij werd een wijze leraar en genezer genoemd.
A
NG = werd een wijze leraar en genezer
B
NG = werd een wijze leraar en genezer genoemd.
C
WG = werd een wijze leraar en genezer genoemd
D
WG = werd genoemd

Slide 21 - Quiz

Zijn kennis gaf hij door aan Asklepios.
Zijn kennis - aan Asklepios
A
OW - MV
B
OW -BWB
C
LV - MV
D
LV -BWB

Slide 22 - Quiz

Ongeneeslijk zieke mensen kwamen naar hem toe.
zieke - kwamen - naar
A
bn - hww - bn
B
bn - zww - aan
C
bn - zww - bn
D
bn - zww - vz

Slide 23 - Quiz

Asklepios genas alle mensen.
alle mensen =
A
OW
B
LV
C
MV
D
BWB

Slide 24 - Quiz

Ook was Cheiron natuurlijk onsterfelijk.
Hoeveel BWB's?

A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 25 - Quiz

Waarom stierf hij dan toch?
1. waarom is een vra
2. hij is een pers
A
1 en 2 zijn beide juist
B
1 is juist; 2 is onjuist
C
1 is onjuist ; 2 is juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 26 - Quiz

Herakles verwondde hem met een giftige pijl.
verwondde - hem - met
A
hww - pers - aan
B
zww - bez - vz
C
zww - pers - vz
D
kop - pers -vz

Slide 27 - Quiz