This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Planning deze week:
Learnbeat: Kapitel 6, Lektion 1:
Grammatik: Ik kan de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) en het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden met een -e of een -a in de stam vormen (S. 118).
Grammatik: Ik kan de zou-vorm met würden gebruiken (S. 121).
Lektion 1 Aufgabe 8 – 11
Slide 2 - Slide
Dit betekent 2 grammatica onderdelen
1: 2 tijden van de sterke werkwoorden (voltooid en verleden tijd)
2: de zou-vorm met würden
Slide 3 - Slide
Beginnen met het eerste:
Sterke werkwoorden --> klankverandering
Je leert nu de verleden tijd en de voltooide tijd hiervan.
Slide 4 - Slide
Verleden tijd
In de verleden tijd is er dus sprake van klankverandering. Hierdoor weet je dat het een sterk werkwoord is.
ich helfe - ich half
ich spreche - ich sprach
ich laufe - ich lief
Leerwerk: Handbuch 42 Spickzettel Verben ( je leert dit voor de laatste toets)
Slide 5 - Slide
Voltooide tijd
Je weet dat bij zwakke werkwoorden de standaard regel is:
ge + stam + t
Voor de sterke werkwoorden verandert er niet heel veel:
ge + stam + en
Toch zijn er ook nog een aantal onregelmatige werkwoorden. Deze moet je in je hoofd stampen. Je leert dit voor de toets, nogmaals bladzijde 89.
Slide 6 - Slide
Deel 2: de zou-vorm met würden
We gebruiken de zou-vorm in verschillende situaties:
- een wens uit te drukken
- beleefd iets te vragen ( zou je me willen helpen?)
- een mogelijkheid aan te geven
- een situatie beschrijven die er nu niet is
Slide 7 - Slide
Zou-vorm met würden
We noemen de zou-vorm 'Konjunktiv || . Leer dit voor de toets.
zullen = de zou vorm, in het Nederlans zeg je immers ook "ik zou graag .... willen '' .
ik zou = ich würde
Achter dit stukje plak je het hele werkwoord om aan te geven wat je graag 'zou' willen / doen / maken etc.
Slide 8 - Slide
Konjunktiv ||
ik zou = ich würde
jij zou = du würdest
hij / zij / het zou = er / sie / es würde
wij zouden = wir würden
jullie zouden = ihr würdet
zij zouden = sie würden
U zou = Sie würden
Slide 9 - Slide
Beispiele:
ik zou graag naar de Ikea gaan. =
Ich würde gern zu dem Ikea gehen.
Ik zou graag een taart bakken.
Ich würde gern eine Torte backen.
Slide 10 - Slide
Let goed op!
De modale werkwoorden + wissen én haben/ sein/ werden
hebben een eigen zou vorm.
Dit leer je volgende week.
Slide 11 - Slide
Nu ga je oefenen
Je krijgt hierna van beide grammatica onderdelen oefeningen.
Succes!
Slide 12 - Slide
lopen; hardlopen
timer
1:00
A
laufen - er läuft- lief- ist gelaufen
B
läufen - er lauft- lief- hat gelaufen
C
laufen- er lauft- lief - ist gelaufen
D
laufen- er läuft- laufte- ist gelaufen
Slide 13 - Quiz
Ich _____ das nicht vt
A
wisste
B
wisse
C
wusste
D
weiß
Slide 14 - Quiz
Petra – das Beispiel lesen
A
les
B
lies
C
lest
D
lesen Sie
Slide 15 - Quiz
Welche Konjugierung ist korrekt?
A
denken - dachte- gedacht
B
denken - denkte - gedenkt
C
hängen - hängte - gehängt
D
hängen - hing - gehangen
Slide 16 - Quiz
Kies het juiste voltooide deelwoord.
A
genohmmen
B
genomen
C
genehmen
D
genommen
Slide 17 - Quiz
drinken - drinkt - heeft gedroknen
timer
1:00
A
trinken- trunk - hat getrunken
B
trinken - trank - hat getrunken
Slide 18 - Quiz
Vertaal: Jullie gingen
A
ihr ging
B
ihr gingen
C
ihr gingt
D
ihr gingtet
Slide 19 - Quiz
ich habe zu lange....
A
gesitzt
B
gesessen
Slide 20 - Quiz
Er _____ gestern am Bahnhof abgeholt.
A
würde
B
wurde
C
würden
D
wurden
Slide 21 - Quiz
Präteritum werden (worden)
A
wir würden
B
wir wurden
Slide 22 - Quiz
Konjunktiv I von "er sieht" (ev. Ersatzform wählen)