Hoofdstuk 2 - les 1

Welkom bij Nederlands
  • Introductie methode
  • Classroom 
  • Start H2 
  • Uitleg boekopdracht
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
  • Introductie methode
  • Classroom 
  • Start H2 
  • Uitleg boekopdracht

Slide 1 - Slide

Grammatica
Het begon in de Griekse Oudheid, zo'n 350 jaar voor onze jaartelling.

Alexander de Grote.

Slide 2 - Slide

Grammatica
Grammatica gaat over twee dingen:

1. Woordsoorten: wat is de functie van een woord en wat kan je er allemaal mee.

2. Zinsdelen: wat is de functie van een woordgroep en hoe staat deze in een zin.

Slide 3 - Slide

Vaste volgorde van ontleden
1. PV
2. Strepen zetten
3. WWG of NWG
4. OW
5. LV
6. MV
7. Bijw.bep.

Slide 4 - Slide

Zinsdelen
Een zin | bestaat | uit zinsdelen.


Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan is 1 zinsdeel.

Slide 5 - Slide

De pv (persoonsvorm)

Altijd een werkwoord!

Komt meestal vooraan te staan in een vraagzin. MAAR................





Slide 6 - Slide

Let op!
Waar ga jij naar toe?
Wat doe jij daar?
Waarom ben jij niet op school? 

De vraagzin werkt niet altijd... 
Gebruik daarom liever: De tijdsproef of de getalsproef

Slide 7 - Slide

werkwoordelijk gezegde 
Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?

persoonsvorm+ alle werkwoorden in de zin

Slide 8 - Slide

onderwerp 
Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?

Wie/wat + werkwoordelijk gezegde

Slide 9 - Slide

lijdend voorwerp
Welke vraag stel je op het lijdend voorwerp te vinden?

Wat / wie + wwg + o

Slide 10 - Slide

meewerkend voorwerp
Welke vraag stel je om het mv te vinden?

Aan wie / voor wie+ wwg + o + lv

Slide 11 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt, noem je een bijwoordelijke bepaling.

Slide 12 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Let op
Niet in alle zinnen komt een bijwoordelijke bepaling voor, maar een zin kan ook meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten!

Slide 13 - Slide

Welke vraag(en) stel je ook alweer om de bijwoordelijke bepaling te bepalen?
  • waar= bijwoordelijke bepaling van plaats
  • wanneer= bijwoordelijke bepaling van tijd
  • hoe = bijwoordelijke bepaling van reden

Slide 14 - Slide

Opdracht 4 (blz 33)
De basiszin

Hoeveel rollen hebben de werkwoorden?

Slide 15 - Slide

Ga eens staan.
We hebben hier iemand nodig die het uitvoert.

Slide 16 - Slide

Ga eens lezen.
We hebben iemand nodig die het lezen uitvoert.
We hebben iets nodig dat het lezen ondergaat.

Slide 17 - Slide

Ga eens geven.
We hebben iemand nodig die het geven uitvoert.
We hebben iets nodig dat het geven ondergaat.
We hebben iemand nodig die meehelpt aan de handeling.

Slide 18 - Slide

Rollen werkwoord
- Een werkwoord deelt rollen uit.

Lachen >> iemand lacht
Het werkwoord deelt een rol uit aan iemand die de handeling uitvoert.

Slide 19 - Slide

Rollen werkwoord

Schoppen >> Iemand schopt iemand/iets
Dit werkwoord deelt de rol uit aan iemand die de handeling uitvoert en iemand/iets die de handeling ondergaat.

Slide 20 - Slide

Rollen werkwoord

Overhandigen >> Iemand overhandigt iemand iets
Dit werkwoord deelt de rol uit aan iemand die de handeling uitvoert, ondergaat en die ontvangt.

Slide 21 - Slide

De bijvoeglijke bepaling
  • De bijvoeglijke bepaling is GEEN zinsdeel, maar een deel van een andere zinsdeel.
  • De bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
  •  De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.
  • Verwar een bijvoeglijke bepaling niet met een bijwoordelijke bepaling!


Slide 22 - Slide

Zelfstandig werken
Wat? H2 opdracht 1 t/m 7
Hoe? zachtjes overleggen
Hulp? Steek je hand op
Tijd? 15 minuten
Klaar? lezen in je boek

timer
15:00

Slide 23 - Slide