Cursus Spelling § 3 -t of -d?

WELKOM BIJ NEDERLANDS!

Leg je spullen klaar op tafel

Etui
Schrift
boek Nieuw Nederlands --> §3 van cursus spelling


1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

WELKOM BIJ NEDERLANDS!

Leg je spullen klaar op tafel

Etui
Schrift
boek Nieuw Nederlands --> §3 van cursus spelling


Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Je leert woorden spellen die eindigen op een -d of een -t;

Kortom: SPELLING

MaaR eeRst...de Vorige les..



Slide 2 - Slide

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 3 - Quiz

Met of zonder hoofdletters?
A
havo
B
HAVO

Slide 4 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
aardrijkskunde
B
Aardrijkskunde

Slide 5 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant

Slide 6 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 7 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 8 - Quiz

Sommige woorden eindigen op een -t klank

Zo’n woord schrijf je
  • soms met een -t: olifant, wit.
  • soms met een -d: paard, verwond.

  • Met de verlengproef weet je welke letter je moet gebruiken.

Slide 9 - Slide

Zo werkt de verlengproef:

Controleer eerst of het woord de persoonsvorm is. 
Als het woord géén persoonsvorm is, maak je het langer door er -e, -en of -eren achter te zetten.

Slide 10 - Slide

Voorbeeld verlengproef:
Hoor je een t? Schrijf dan een -t aan het eind:
– boten → boot.
Hoor je een d? Schrijf dan een -d aan het eind:
– tanden → tand;
– kinderen → kind.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Slide

Zelfstandig werken
Je werkt in cursus 7 Spelling 
$3 Laatste letter -d of -t
Maak opdracht 1 t/m 4

timer
10:00

Slide 14 - Slide

Enkelvoud/ meervoud
Als er van iets één is, noem je dat enkelvoud. Als er van iets meer dan één is, noem je dat meervoud.


Zo maak je een meervoud:
Je maakt van een zelfstandig naamwoord meestal een meervoud door -en of -s achter het woord te zetten: vriend → vrienden; wielrenner → wielrenners.

Slide 15 - Slide

Let op: soms moet je daarnaast
een -f- in een -v- veranderen (de f/v-regel): brief → brieven; hof → hoven.

een -s- in een -z- veranderen (de s/z-regel): gans → ganzen; paleis → paleizen.
de laatste letter (medeklinker) verdubbelen: jas → jassen; pit → pitten.
een a, e, o of u (klinker) weghalen: muur → muren; heer → heren.
Gebruik bij twijfel een (online) woordenboek of woordenlijst.



Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Zelfstandig werken
Je werkt in cursus 7 Spelling (online of in je boek)
$4 Meervouden

timer
20:00

Slide 18 - Slide

Evaluatie van de les

Heb je de lesdoelen ook behaald?

Je leert wanneer je een -d of een -t gebruikt;



Slide 19 - Slide

Heb je de lesdoelen behaald?
A
Ja, ik heb alle doelen behaald.
B
Nee, ik heb nog niet alle lesdoelen behaald.
C
Nee, ik heb geen enkel lesdoel behaald.

Slide 20 - Quiz