Cursus 7 Spelling Par. 3 + 4

Welkom!
Op tafel heb je liggen:
  • Laptop: klaar om van start te     gaan. (Magister -> Leermiddelen -> Nieuw Nederlands KGT)
  • Eventueel schrift met etui
  • Ga naar www.lessonup.app
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!
Op tafel heb je liggen:
  • Laptop: klaar om van start te     gaan. (Magister -> Leermiddelen -> Nieuw Nederlands KGT)
  • Eventueel schrift met etui
  • Ga naar www.lessonup.app

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Lesdoelen bespreken
  • Terugblik vorige les
  • Opdracht met de laptop 
  • Tijd over? Start met het huiswerk
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Verder met de cursus Grammatica ~ Spelling
 
  • Paragraaf 3 - Laatste letter -d of -t
       Woorden spellen die eindigen op een -d of een -t

  • Paragraaf 4 - Meervouden
       Meervouden spellen

Slide 3 - Slide

Terugblik vorige les: Hoofdletters

Slide 4 - Slide

Terugblik vorige les: Leestekens

Slide 5 - Slide

Wanneer gebruik je hoofdletters?
A
Aan het begin van de zin.
B
Namen van mensen, landen en steden.
C
Aan het eind van de zin.
D
Als je gefeliciteerd schrijft.

Slide 6 - Quiz

Een goede zin heeft:
A
Hoofdletter(s), punten en soms andere leestekens
B
Hoofdletter(s)
C
Hoofdletter(s), punten
D
Punten

Slide 7 - Quiz


Zijn de hoofdletters en leestekens in de zin juist of onjuist toegepast?​

‘Hoeveel kosten deze schoenen?’ informeerde Roberts vader.​
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

21. Achter welke zin hoort een vraagteken? ​

A
In de boeken Harry Potter wordt zwerkbal gespeeld​
B
Je moet de slurk door een ring gooien bij zwerkbal​
C
Is het niet lastig om op een bezem te vliegen​

Slide 9 - Quiz

Welk leesteken hoort er achter de zin?

Ik ben blij dat het bijna vakantie is

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 10 - Quiz

Paragraaf 3 ~ Laatste letter -d of -t
Sommige woorden eindigen op een t-klank.
Zo’n woord schrijf je
  • soms met een -t: olifant, wit.
  • soms met een -d: paard, verwond.


Met de verlengproef weet je welke letter je moet gebruiken.



Slide 11 - Slide

Paragraaf 3 ~ Laatste letter -d of -t
Zo werkt de verlengproef



Controleer eerst of het woord de persoonsvorm is. Als het woord géén persoonsvorm is, maak je het langer door er -e, -en of -eren achter te zetten.
  • Hoor je een t? Schrijf dan een -t aan het eind:
– late → laat;
– boten → boot.
  • Hoor je een d? Schrijf dan een -d aan het eind:
– rode → rood;
– tanden → tand;
– kinderen → kind.


Slide 12 - Slide

Paragraaf 4 ~ Meervouden
Als er van iets één is, noem je dat enkelvoud. Als er van iets meer dan één is, noem je dat meervoud.
 



Zo maak je een meervoud
Je maakt van een zelfstandig naamwoord meestal een meervoud door -en of -s achter het woord te zetten: vriend → vrienden; schrift → schriften; kerel → kerels; wielrenner → wielrenners.

Slide 13 - Slide

Paragraaf 4 ~ Meervouden
Let op: soms moet je daarnaast nog

  • een -f- in een -v- veranderen (de f/v-regel): brief → brieven; hof → hoven.
  • een -s- in een -z- veranderen (de s/z-regel): gans → ganzen; paleis →     paleizen.
  • de laatste letter (medeklinker) verdubbelen: jas → jassen; pit → pitten.
  • een a, e, o of u (klinker) weghalen: muur → muren; heer → heren.

Gebruik bij twijfel een (online) woordenboek of woordenlijst.




Slide 14 - Slide

Aan de slag met het 
huiswerk
Cursus 7 Spelling
Par. 3 ~ Laatste letter -d of -t
Opdracht 1 t/m 6

Par. 4 ~Meervouden
Opdracht 1 t/m 7



Slide 15 - Slide

Fijne dag tot woensdag!
Pak je tas weer in &
blijf zitten tot de bel gaat.

Slide 16 - Slide