herhaling zinsvolgorde en bijvoeglijke naamwoorden

Welkom
We starten weer met lezen!
timer
35:00
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 200 min

Items in this lesson

Welkom
We starten weer met lezen!
timer
35:00

Slide 1 - Slide

Vandaag 5juli
We begonnen met lezen
Herhaling
Bijvoeglijk naamwoorden
Disk
Taaldorp

Slide 2 - Slide

zin 23

Morgen
kunnen
de ouders
uitslapen
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 3 - Drag question

zin 24

Zaterdag
mag
afzwemmen
het meisje
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 4 - Drag question

zin 25
Op de deur
kan
hangen
een briefje
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 5 - Drag question

zin 26

Hier
moet
starten
je
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 6 - Drag question

zin 27

In bed
kun
uitrusten
je
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 7 - Drag question

zin 28
Vrijdag
moeten
trainen
we
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 8 - Drag question

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
  • Een bijvoeglijk naamwoord geeft informatie over voorwerpen, mensen of dieren.

Bijvoorbeeld: 
De rode jas. Rood zegt iets over de jas.
De grote auto. Groot zegt iets over de auto.



Slide 10 - Slide

Staat het woord aan het eind van een zin? Dan schrijf je de kortste vorm:

  • De stoel is wit.
  • De kast is groot.
  • Het meisje is lief.
Staat het voor een mens of ding? Dan krijgt het een -e:


  • De witte stoel.
  • De grote kast.
  • Het lieve meisje.

Slide 11 - Slide

bijvoeglijke naamwoorden

de leuke, vrolijke leerlingen  -->   de leerlingen zijn leuk en vrolijk

de groene, gestreepte trui  -->  de trui is groen en gestreept.

Slide 12 - Slide

De lieve jongen gaat naar school.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
jongen
B
de
C
school
D
lieve

Slide 13 - Quiz

Het oude huis staat op een berg.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
het
B
oude
C
huis
D
berg

Slide 14 - Quiz

De cursisten hebben nieuwe boeken.
Wat is het bijvoeglijke naamwoord?

A
nieuwe
B
cursisten
C
hebben
D
een

Slide 15 - Quiz

De groene planten hebben kleine bloemen.
Wat is het bijvoeglijke naamwoord?
A
groene, planten
B
kleine, bloemen
C
groene, kleine
D
planten, bloemen

Slide 16 - Quiz

De grappige man loopt naar de grote bibliotheek.
Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
grappige, man
B
grappige, loopt
C
grappige, grote
D
grote, bibliotheek

Slide 17 - Quiz

De jongen zegt een slecht woord.
Schrijf het bijvoeglijke naamwoord.

Slide 18 - Open question

Het lieve kind wil een nieuwe fiets.
Schrijf de bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Link

de-woorden

de lekkere hamburger


een lekkere hamburger

Slide 21 - Slide

Dus...
bij de-woorden schrijf je bijvoeglijk naamwoorden altijd met een 'e'.

de grappige reclame                                   een grappige reclame
de nieuwe helm                                             een nieuwe helm
de spannende film                                       een spannende film

Slide 22 - Slide

het-woorden

het vieze T-shirt

een vies T-shirt

Slide 23 - Slide

dus......
geen 'e' als er voor een het-woord 'een' staat.

het mooie boek                                      een mooi    boek

het leuke meisje                                    een leuk   meisje

het geweldige feest                             een geweldig   feest

Slide 24 - Slide

het ......... kind --> (klein)

Slide 25 - Open question

de ..... auto --> (zwart)

Slide 26 - Open question

een ..... bord --> (wit)

Slide 27 - Open question

een ..... deur --> (klein)

Slide 28 - Open question

Lees de 3 verhaaltjes
Onderstreep de bijvoeglijk naamwoorden.
Wat doen deze woorden met het verhaal?

Slide 29 - Slide

Zelfstandig werken
DISK, Lowan, Diglin
of oefenen voor Taaldorp

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video