thema 'Een woning zoeken' les 3

Thema 'een woning zoeken'
les 3
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 'een woning zoeken'
les 3

Slide 1 - Slide

woordenschatlessen op A2-niveau ter voorbereiding op het inburgeringsexamen.
kopen
Het stel heeft een nieuw huis gekocht.
verkopen
Ik verkoop mijn oude kleren online.

Slide 2 - Slide

De leerlingen schrijven de woorden in een woordenschrift en zetten eventueel de vertaling erbij. 

huren
Hij huurt een mooi appartement in de stad.
verhuren
Zij verhuurt een kamer aan een student.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

schilderen
Hij schildert de muur wit.
verven
De schilder verft de muur groen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

verhuizen
Hij verhuist naar een andere stad.
verbouwen
Hij was niet tevreden over zijn badkamer, dus heeft hij die verbouwd.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

opknappen
Hij heeft de oude kast mooi opgeknapt. Hij lijkt nu wel nieuw.
slopen
Het oude huis wordt gesloopt, want er komt een nieuw huis op die plek.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

sjouwen
Een verhuizer sjouwt elke dag met meubels.
modern
Zij draagt altijd moderne kleding. (volgens de laatste mode)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

ouderwets
Ik heb nog een ouderwetse telefoon. Hij is zeker 30 jaar oud.
te koop
Op marktplaats staan veel auto's te koop.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

te huur
In onze straat staat een huis te huur.
vrijstaand
Hij woont in een vrijstaand huis.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

betekenissen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is dit?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Wat is dit?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Wat is dit?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Wat is dit?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Welk woord hoort niet in het rijtje?

A
slopen
B
schilderen
C
verven

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord hoort niet in het rijtje?

A
verbouwen
B
verhuizen
C
opknappen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Maak een zin met
"huren".

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Maak een zin met
"modern".

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Maak een zin met
"sjouwen".

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Maak een zin met
"vrijstaand".

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Maak een zin met
"verhuizen".

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Werkvorm 1 - in duo's
Je krijgt van de docent een stapel kaartjes met plaatjes.
Je draait om de beurt een kaartje om en vertelt wat er op het kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Werkvorm 2 - mix en ruil
Iedereen krijgt van de docent een kaartje met een plaatje. 
Als de docent zegt: 'start!' loopt iedereen door de klas.
Als de docent zegt; 'stop!' dan sta je stil en bespreekt met de persoon die bij jou in de buurt staat wat op je kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.
Ben je klaar? Ruil de kaartjes en wacht totdat de docent weer zegt: 'start!'

Slide 23 - Slide

This item has no instructions