Woche 41

H3 Duits, Woche 41
1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

H3 Duits, Woche 41

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Beginopdracht

Maak 3 kolommen in je schrift. Schrijf erboven: der, die & das.
Verdeel de onderstaande woorden in de juiste kolommen.

Bauch - Haar - Hand - Fieber - Rücken - Operation - 
Auge - Nase - Arzt - Erkältung - Bein - Zahn

Slide 3 - Slide

Beginopdracht
der
die
das
Bauch
Hand
Haar
Rücken
Operation
Fieber
Arzt
Nase
Auge
Zahn
Erkältung
Bein

Slide 4 - Slide

H3a:
Donnerstag (40 Min.)

Wörter B
Grammatik E
Lesen: Aufgabe 5
An die Arbeit
Montag (40 Min.)

Wörter A
Check Hausaufgaben
Herhaling Grammatik C
Wörterliste B
Durch die Wildnis
Freitag (40 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik E
An die Arbeit
Hausaufgaben

Slide 5 - Slide

H3d:
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Grammatik E
An die Arbeit
Hausaufgaben
Dienstag (80 Min.)

Wörter A
Grammatik C
An die Arbeit
Wörterliste B
Lesen: Aufgabe 5 + 6

Slide 6 - Slide

Grammatik C
Welk ezelsbruggetje ken je voor regelmatige werkwoorden?

FEesttenten

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Grammatik C
spielen
wohnen
lernen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 9 - Slide

Uitzondering 1
Bij werkwoorden met een stam op -d- of -t- 
krijg je bij du, er/sie/es, ihr 
én het voltooid deelwoord...


De normale regel voor het volt. dw. is:


ich
rede
du
er/sie/es
wir
reden
ihr
sie/Sie
reden
volt. dw.

Slide 10 - Slide

Uitzondering 2
Bij werkwoorden met een stam op een s-klank 
krijg je bij du...

uitgang -t in plaats van uitgang -st


ich
heiße
du
heißt
er/sie/es
heißt
wir
heißen
ihr
heißt
sie/Sie
heißen

Slide 11 - Slide

Uitzondering 3
Bij werkwoorden die eindigen op -ieren
is de regel voor het voltooid deelwoord:


Dus: ich habe fotografiert
wir haben notiert, sie hat telefoniert, du hast gratuliert


Slide 12 - Slide

An die Arbeit
Nakijken:
- Aufgabe 7, S. 52: zet in elke zin de juiste werkwoordsvorm. Let op het onderwerp.
- Aufgabe 8, S. 53: omcirkel in elke zin de juiste vorm van het voltooid deelwoord.

An die Arbeit: Aufgabe 9, S. 53.

Slide 13 - Slide

H3a:
Donnerstag (40 Min.)

Wörter B
Grammatik E
Lesen: Aufgabe 5
An die Arbeit
Montag (40 Min.)

Wörter A
Check Hausaufgaben
Herhaling Grammatik C
Wörterliste B
Durch die Wildnis
Freitag (40 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik E
An die Arbeit
Hausaufgaben

Slide 14 - Slide

H3d:
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Wörter D/F
Grammatik E
An die Arbeit
Hausaufgaben
Dienstag (80 Min.)

Wörter A
Grammatik C
An die Arbeit
Wörterliste B
Lesen: Aufgabe 5 + 6

Slide 15 - Slide

Vertaal:
Versie A
Versie B
de honger
de dorst
het vlees
het fruit
voeden
lusten
vaak
in plaats van
vooral 
maar

Slide 16 - Slide

Wörter
Aufgabe 6
S. 51

Slide 17 - Slide

Grammatik E
ONTLEDEN:
De man koopt een bos bloemen voor zijn vriendin.
Mijn moeder zei mij dat we morgen spaghetti eten. 

1e naamval = onderwerp (wie/wat + pv?)
3e naamval = meewerkend voorwerp (aan/voor...?)
4e naamval = lijdend voorwerp (wie/wat + pv + ow?)

Slide 18 - Slide

Grammatik E
Herhaling: Ga aan de slag met Aufgabe 15 op blz. 60. 

Geef per zin aan wat het onderwerp, meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp zijn. 

Slide 19 - Slide

Grammatik E
Schritt-für-Schritt-Anleitung:

S. 158


Slide 20 - Slide

Grammatik E
Schritt-für-Schritt-Anleitung (zie S. 158):

Stap 1: Der-groep, Ein-groep of persoonlijk voornaamwoord?

1. D___ Junge (der-groep) hat neue Schuhe gekauft.
2. Der Direktor gibt ___ (mij, pers. vnw.) die Hand. 
3. Willst du eine Ansichtskarte für dein___ Familie (ein-groep) schreiben?


Slide 21 - Slide

Grammatik E
Schritt-für-Schritt-Anleitung:

Stap 2: Bepaal het geslacht van het zelfstandig naamwoord

1. D___ Junge (m) hat neue Schuhe gekauft.
2. Der Direktor gibt ___ (mij, schema C) die Hand. 
3. Willst du eine Ansichtskarte für dein___ Familie (v) schreiben?


Slide 22 - Slide

Grammatik E
Schritt-für-Schritt-Anleitung:

Stap 3: Zie je een voorzetsel? Ja = dofegub (entgegen = tegemoet) / zaagsmen bv 
nee = hij/hem-regel (ontleden)
1. D__ Junge hat neue Schuhe gekauft.
2. Der Direktor gibt __ (mij) die Hand.
3. Willst du eine Ansichtskarte für dein__ Familie schreiben?


Slide 23 - Slide

Grammatik E
Schritt-für-Schritt-Anleitung:

Stap 4: Kijk bij het juiste schema welke uitgang je nodig hebt.

1. D___ Junge hat neue Schuhe gekauft.
2. Der Direktor gibt ___ (mij) die Hand.
3. Willst du eine Ansichtskarte für dein___ Familie schreiben?


Slide 24 - Slide

An die Arbeit
- Aufgabe 16 (S. 61): Omcirkel per zin de juiste uitgangen. 



Slide 25 - Slide

Vertaal:
Versie A
Versie B
de honger
de dorst
het vlees
het fruit
voeden
lusten
vaak
in plaats van
vooral 
maar

Slide 26 - Slide

H3a:
Donnerstag (40 Min.)

Wörter B
Grammatik E
Lesen: Aufgabe 5
An die Arbeit
Montag (40 Min.)

Wörter A
Check Hausaufgaben
Herhaling Grammatik C
Wörterliste B
Durch die Wildnis
Freitag (40 Min.)

Beginopdracht
Wörter D/F
Herhaling Grammatik E
Lesen: Aufgabe 5
An die Arbeit
Hausaufgaben

Slide 27 - Slide

Wörter D/F
S. 77

Slide 28 - Slide

Grammatik E
Bespreken: Aufgabe 16 (S. 61)

Slide 29 - Slide

Lesen
Aufgabe 5 + 6
S. 50-51

Slide 30 - Slide