Betekenis afleiden uit het woord

Betekenis afleiden uit het woord
Woordenschat 1.2
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Betekenis afleiden uit het woord
Woordenschat 1.2

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van deze les kan je de betekenis van het woord uit het woord zelf afleiden.

Slide 2 - Slide

Deze les
- Kort herhalen 1.1
- Theorie
- Klassikaal oefenen
- Groepsopdracht 'printgedrag'
- Zelfstandig werken online opdracht 1 en 2.

Slide 3 - Slide

Woordraadstrategieën
synoniem
Het wetsvoorstel had weinig draagvlak. Het kreeg nauwelijks steun in de Tweede Kamer. 

Slide 4 - Slide

Nepotisme???

Slide 5 - Slide

woordraadstrategieën
tegenstelling
Mijn vader is erg conservatief, maar mijn moeder is juist heel modern

Slide 6 - Slide

Waarom leren wij dit?

Slide 7 - Slide

Theorie
Je kunt de betekenis van een moeilijk of onbekend woord soms raden door goed te kijken:

- Is het woord samengesteld?
-Staan er voor- en/of achtervoegsels bij een woord dat je kent?
- Lijkt het onbekende woord op een woord dat je wel kent?

Slide 8 - Slide

Samengesteld uit meerdere woorden?
Gebiedsverbod
Massacommunicatie

Slide 9 - Slide

Wat betekent gebiedsverbod?
A
Een deel van een stad of land wordt gesloten.
B
In een deel van een stad niet mogen komen
C
Iemand mag niet meer bieden op Marktplaats
D
-

Slide 10 - Quiz

Voor- en/of achtervoegsels
multi = veel
functioneel = bruikbaar
multifunctioneel = iets is op vele manieren te gebruiken

Gebruiken = met iets omgaan zodat je er wat aan hebt 
Her- = opnieuw

Slide 11 - Slide

Wat betekent hergebruiken?
A
Vreemde gebruiken van andere culturen.
B
Iets opnieuw nuttig inzetten.
C
Iets van iemand lenen.
D
Voor een tweede keer iets ruiken.

Slide 12 - Quiz

Lijkt het op een bekend woord?
Problematisch
Praktisch
Ritmisch
Personage

Slide 13 - Slide

Groepsopdracht
- Tweetallen;
- Lees de tekst zelfstandig;
- Onderstreep tijdens het lezen de woorden die je niet kent;
- Maak de opdrachten en bespreek de antwoorden met elkaar;
- Onduidelijk? Vraag het aan de docent.
timer
10:00

Slide 14 - Slide

Zelfstandig
Woordenschat 1.1
Opdracht 1,2,3,6 en 7
Woordenschat 1.2
Opdracht 1 en 2

Slide 15 - Slide