2.2 Democratie in Nederland

 Democratie in Nederland
paragraaf 2.2
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

 Democratie in Nederland
paragraaf 2.2

Slide 1 - Slide

Programma
  • voorkennis activeren
  • uitleg 2.2
  • leerdoelencheck
  • afsluiten 

Slide 2 - Slide

In welk land begon de industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Duitsland
D
Verenigde Staten

Slide 3 - Quiz

Verstedelijking is een ...... van de industrialisatie
A
oorzaak
B
gevolg

Slide 4 - Quiz

wat is de juiste volgorde?
A
bevolkingsgroei> vraag naar kleding> verbetering landbouw > industrialisatie
B
bevolkingsgroei> verbetering landbouw > industrialisatie> vraag naar kleding
C
verbetering landbouw> bevolkingsgroei> vraag naar kleding > industrialisatie
D
industrialisatie> verbetering landbouw > bevolkingsgroei > vraag naar kleding

Slide 5 - Quiz

Staatsinrichting 

Slide 6 - Slide

Wat is de taak van het parlement?
A
wetten maken
B
wetten uitvoeren
C
rechtspreken

Slide 7 - Quiz

Hoeveel mensen zitten er in de Tweede Kamer?
A
75
B
100
C
150
D
225

Slide 8 - Quiz

Wie zitten er in de Regering?
A
Tweede Kamer
B
ministers+ koning
C
Eerste en Tweede Kamer
D
Tweede kamer + ministers

Slide 9 - Quiz

Nederland is een constitutionele monarchie
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Leerdoel
aan het eind van deze les:
  • weet je hoe Nederland als koninkrijk vanaf 1815 werd bestuurd
  • kun je verklaren waarom er in 1848 een nieuwe grondwet werd geschreven
  • Je weet hoe Nederland na 1848 werd bestuurd

Slide 11 - Slide

1815: Congres van Wenen
  • 1815: Napoleon verslagen > wat nu? > congres van Wenen

  • zoon van gevluchte stadhouder Willem V terug naar NL
  • NL samen met België gevormd tot koninkrijk  

Slide 12 - Slide

Bestuur van NL
  • Koning Willem I: Staatshoofd van Nederland -> Constitutionele Monarchie 
  • Koning benoemt ministers -> Willem I als regeringsleider
  • Vertegenwoordigers van het volk zaten in Parlement
  • Eerste Kamer: benoemt door koning
  • Tweede Kamer; gekozen door provincie (alleen rijke konden stemmen)
  • Koning kon ministers en Kamerleden ontslaan: absoluut vorst 
Ministers moeten ervoor zorgen dat gemaakte wetten uitgevoerd worden
Eerste Kamer: kan wetten gemaakt door de Tweede Kamer goedkeuren of afkeuren

Tweede Kamer: verzint wetten of past wetten aan

Slide 13 - Slide

Noord/Zuid
veel ontevredenheid in het zuiden vanwege discriminatie 
  • België katholiek, Noorden protestants
  • België veel Franstaligen, maar NL was de officiële taal
  • België had meer inwoners, maar evenveel vertegenwoordigers in parlement
  • 1830: België verklaarde zich onafhankelijk 

Slide 14 - Slide

Nieuwe grondwet
  • halverwege 19e eeuw: democratische revoluties
  • angst bij nieuwe koning Willem II voor opstand
  • Liberale minister Thorbecke mocht nieuwe grondwet schrijven in 1848

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Liberalisme
  • politieke stroming
  • streven naar vrijheid en inspraak van de burgers
  • 'kleine overheid' 
  • vooral Rijke Burgers

Slide 17 - Slide

Nieuwe grondwet II
  • NL werd democratischer 
  •  Koning onschendbaar: ministers verantwoordelijk
  • Ministers voortaan verantwoordelijk aan parlement ipv koning
  • Tweede Kamer gekozen door volk, Eerste Kamer door provincie
  • uitbreiding grondrechten: vrijheid van meningsuiting, vereniging, persvrijheid etc. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Uitbreiding Kiesrecht
  • alleen rijke burgers (mannen) mochten stemmen: censuskiesrecht 

  • Kieswet 1887: 50 % van de mannen mag stemmen, maar niet genoeg

  • 1917: algemeen kiesrecht mannen (23 jaar) en passief vrouwenkiesrecht

  • 1919: actief kiesrecht vrouwen

Slide 20 - Slide

Leerdoel
aan het eind van deze les:
  • weet je hoe Nederland als koninkrijk vanaf 1815 werd bestuurd
  • kun je verklaren waarom er in 1848 een nieuwe grondwet werd geschreven
  • Je weet hoe Nederland na 1848 werd bestuurd

Slide 21 - Slide