Woordenschat week 44, 45, 48 en 50

Wat betekent vermoedelijk?

Elise komt vermoedelijk om zeven uur.
A
werkelijk, echt
B
toevallig, soms
C
nooit, niet
D
waarschijnlijk, misschien
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat betekent vermoedelijk?

Elise komt vermoedelijk om zeven uur.
A
werkelijk, echt
B
toevallig, soms
C
nooit, niet
D
waarschijnlijk, misschien

Slide 1 - Quiz

Wat betekent beweren?

Wat beweer jij precies?
A
hopen dat het zo is
B
denken dat het zo is
C
zeggen dat het zo is
D
verzinnen dat het zo is

Slide 2 - Quiz

Wat betekent kennelijk?

De broers hebben kennelijk ruzie met elkaar.
A
soms
B
toevallig
C
blijkbaar
D
nooit

Slide 3 - Quiz

Wat betekent de maatregel?

Er zijn nieuwe maatregelen genomen.
A
het geld om een schuld mee te betalen
B
de actie om een doel te bereiken
C
de beslissing om iemand iets te geven
D
de gevolgen van iets zien

Slide 4 - Quiz

Wat betekent structureel?

Dat is een structureel probleem.
A
kortdurend
B
bijzonder
C
zeldzaam
D
blijvend

Slide 5 - Quiz

Wat betekent eventueel?

We kunnen de scheur eventueel repareren.
A
soms
B
voorzichtig
C
mogelijk
D
met veel moeite

Slide 6 - Quiz

Wat betekent terugdeinzen voor?

Daar deinsde hij voor terug.
A
betalen wat geleend is, terugbetalen
B
bang zijn voor, terugschrikken
C
naar huis gaan, terugkeren
D
iets niet willen weten

Slide 7 - Quiz

Wat betekent klaarstomen?

Een hulphond wordt in 2 jaar klaargestoomd voor zijn werk.
A
in een lange tijd voorbereiden
B
in een korte tijd verzorgen
C
voor een korte tijd bezighouden
D
in een korte tijd voorbereiden

Slide 8 - Quiz

Wat betekent het bezwaar?

Heb je daar bezwaar tegen?
A
de reden waarom je iets goed vindt
B
de reden waarom je iets niet goed vindt
C
de reden waarom je iets graag wilt
D
de reden waarom je iets niet graag wilt

Slide 9 - Quiz

Wat betekent gedurende?

Het zwembad is gedurende de winter gesloten.
A
voor
B
tijdens
C
na
D
buiten

Slide 10 - Quiz

Wat betekent vergoeden?

Wordt deze reis vergoed?
A
terugbetalen
B
besparen
C
uitgeven
D
geven

Slide 11 - Quiz

Wat betekent omstreden?

Het is een omstreden wet
A
waarover iedereen dezelfde mening heeft
B
waarover veel onduidelijkheid bestaat
C
waarover veel verschil van mening bestaat
D
waarover iedereen zwijgt

Slide 12 - Quiz