Les 7 juni 2022

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Het persoonlijk voornaamwoord (p vnw) verwijst naar mensen, dieren of dingen.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Als het persoonlijke voornaamwoord onderwerp is, gebruik je een andere vorm dan wanneer het geen onderwerp is.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Het bezittelijk voornaamwoord (bz vnw) geeft een bezit aan.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Het persoonlijk voornaamwoord staat vóór een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Een bezittelijk voornaamwoord staat voor een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord.
Bijvoeglijke naamwoorden (bvn) zijn woorden die iets vertellen over het zelfstandige naamwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Een bijvoeglijk naamwoord kan alleen voor een zelfstandig naamwoord staan.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Een bijvoeglijk naamwoord kan ook achter een zelfstandig naamwoord staan.
Geef aan of het woord in hoofdletters een persoonlijk voornaamwoord of een bezittelijk voornaamwoord is.

Bram zet ZIJN muts op.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions


Geef aan of het woord in hoofdletters een persoonlijk voornaamwoord of een bezittelijk voornaamwoord is.

Heb jij een dropje voor MIJ?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions


Geef aan of het woord in hoofdletters een persoonlijk voornaamwoord of een bezittelijk voornaamwoord is.

MIJN fiets heeft een lekke band?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions


Geef aan of het woord in hoofdletters een persoonlijk voornaamwoord of een bezittelijk voornaamwoord is.

Bastiaan is verliefd op HAAR.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Selecteer het zelfstandige naamwoord in de zin.

Dit is een mooi schilderij.
A
mooi
B
schilderij

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Selecteer het bijvoeglijk naamwoord in de zin.

Dit is een mooi schilderij.
A
mooi
B
schilderij

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Selecteer het bijvoeglijk naamwoord.

De voordeur is grijs.
A
voordeur
B
grijs

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Sterke werkwoorden veranderen ook van klank in de voltooide tijd. Net als in de verleden tijd.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Het hele werkwoord noem je ook wel de infinitief.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

De infinitief is een persoonsvorm.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

De infinitief is geen persoonsvorm.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions