PERSOONSVORM IN DE VERLEDEN TIJD

PERSOONSVORM (VERLEDEN TIJD)
Wat wist je al?
Hoe vind je een persoonsvorm?
drie opties
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

PERSOONSVORM (VERLEDEN TIJD)
Wat wist je al?
Hoe vind je een persoonsvorm?
drie opties

Slide 1 - Slide

Wat weet je na de les?
Wat een persoonsvorm is.
Hoe je een persoonsvorm vindt.
Hoe je kan zien in welke tijd een persoonsvorm staat.
Welke rol het onderwerp speelt.

Slide 2 - Slide

Wat zegt het boek?
We bekijken samen het uitlegfilmpje en het schema.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

We gaan het testen!
speel mee op je telefoon of laptop

Slide 5 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
De zin vragend maken.
B
De zin van tijd veranderen.
C
Het onderwerp uit de zin halen.
D
Het onderwerp veranderen van getal.

Slide 6 - Quiz

Welke zin staat in de verleden tijd?
A
Vandaag koop ik ijs.
B
Ik heb gisteren ijs gehad.
C
Morgen word ik veertien.
D
Ik at gisteren twee ijsjes.

Slide 7 - Quiz

Welke zin is goed geschreven?
A
Ik wachtte toen op jou.
B
Hij wacht gisteren op jou.
C
Hij wachtte vandaag op jou.
D
Ik wachtte morgen op jou.

Slide 8 - Quiz

Zelf oefenen
Maak van H2 Taalverzorging, persoonsvorm in de verleden tijd:

OPD 1 tm 4 (laptop)
OPD 1 t/m 3 (boek)


Slide 9 - Slide

Wat wil ik onthouden?
- een persoonsvorm kan in twee tijden voorkomen (tt en vt)
- het onderwerp bepaalt of de persoonsvorm een -n krijgt
- als ik twijfel tussen een -t of een -d gebruik ik het ezelsbruggetje ['t sexy fokschaap]

Slide 10 - Slide