Beeldspraak (havo 3)

Nederlands
Hoofdstuk 20: Beeldspraak I

21 februari 2022
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Hoofdstuk 20: Beeldspraak I

21 februari 2022

Slide 1 - Slide

Voordat we beginnen...
  • Laptop op tafel en inloggen in LessonUp
  • Heb je een vraag? Steek je hand op!
  • Iedereen doet actief mee. 

Slide 2 - Slide

Lesprogramma
  • Bespreken leerdoel
  • Uitleg (metaforen deel I)
  • Opdracht maken en daarna nabespreken
  • Uitleg (metaforen deel II)
  • Opdracht maken en daarna nabespreken

Slide 3 - Slide

Leerdoel
Je leert wat beeldspraak is en hoe je met verschillende vormen metaforen ontdekt. 

Slide 4 - Slide

Beeldspraak
  • Bij beeldspraak gebruik je woorden in een figuurlijke betekenis. Figuurlijk taalgebruik = alles wat niet letterlijk bedoeld wordt

  • Er is sprake van een overeenkomst tussen een object (wat is dat?) en het beeld

  • Goede beeldspraak maakt een (gesproken)tekst mooier,

  • Duidelijker en krachtiger.

Ergens een slaatje uitslaan (figuurlijk)
                Ergens van profiteren


Slide 5 - Slide

Beeldspraak
1. Metaforen


2. Metonymia (andere les)
a. Vergelijking met verbindingswoord
b. zuivere metafoor
c. personificatie
d. synesthesie 

Slide 6 - Slide

Metaforen (a)
Vergelijking met verbindingswoord
De auteur gebruikt een verbindingswoord om een beeld (b) aan de werkelijkheid (w) te koppelen. Er zijn varianten met verschillende verbindingswoorden. 
  • van
  • alsof
  • koppelwerkwoord
  • als
Ze is een schat (b) van een meid (w).
Nou zeg, bedankt voor je commentaar (w), alsof je een emmer leeggooit (b)!
Vliegen (w) is het nieuwe roken (b).
Vlekken verdwijnen (w) als sneeuw voor de zon (b). 

Slide 7 - Slide

Vlekken verdwijnen  als 
(werkelijkheid)
sneeuw voor de zon.
(beeld)

Slide 8 - Slide

Je kamer ziet eruit als...
(werkelijkheid)
een zwijnenstal!
(Beeld)

Slide 9 - Slide

Metaforen (b)
Zuivere metafoor
Alleen het beeld wordt genoemd, de werkelijkheid niet. 



  • Dat kwam wel een beetje uit de lucht vallen! 
  • Als scheidsrechter moet je een dikke huid hebben. want je krijgt veel kritiek. 
Vergelijking
Beeld en werkelijkheid

Slide 10 - Slide

Hij vindt de Haagse politiek
NET EEN POPPENKAST.
A
vergelijking
B
(zuivere) metafoor

Slide 11 - Quiz

Na de wedstrijd moest de scheidsrechter de
kemphanen uit elkaar trekken.
A
vergelijking
B
(zuivere) metafoor

Slide 12 - Quiz

Geef aan welke vergelijking wordt gemaakt. Noteer beeld (b), werkelijkheid (w) en verbindingswoord (v).

De sneeuw lag als deken over het weiland.

Slide 13 - Open question

Opdracht I
  • Wat: Maak de opdrachten hiernaast en noteer de antwoorden (schrift/ laptop)
  • Hoe: maak de opdracht individueel. 
  • Hulp: overleg met je duopartner.
  • Tijd: 10 minuten
  • Achteraf 




Slide 14 - Slide

Geef aan welke vergelijking wordt gemaakt. Noteer beeld (b), werkelijkheid (w) en verbindingswoord (v).

Zo'n 4,5 miljoen mensen ontvangen elke maand een draak van een brief, e-mail of brochure van bedrijven, goede doelen en overheden, blijkt uit een onderzoek.

Slide 15 - Open question

Geef aan welke vergelijking wordt gemaakt. Noteer beeld (b), werkelijkheid (w) en verbindingswoord (v).
Je staat daar maar als een zoutpilaar, doe iets!

Slide 16 - Open question

Metaforen (c)
Personificatie
'een persoon van iets maken' --> 'dingen' krijgen menselijke eigenschappen.

  • De inrichting ademde rust en orde.
  • Papier is geduldig

Slide 17 - Slide

Personificatie
Bij personificatie doen we net alsof levenloze dingen iets kunnen wat mensen kunnen. 
Denk bijvoorbeeld aan:
  • tijd die voorbij kruipt of
  • wind die huilt.
 Kruipen en huilen zijn dingen die mensen 
wél kunnen, maar dingen niet.

Slide 18 - Slide

Metaforen (d)
Synesthesie
Het vergelijken van twee soorten zintuigelijke waarnemingen.

  • schreeuwende kleuren (horen - zien)
  • een bittere conclusie (proeven - horen)
  • een scherpe geur (voelen - ruiken)
Zintuigen
1. Horen
2. Zien
3. Ruiken
4. Proeven
5. Voelen

Slide 19 - Slide

Synesthesie
Verbinding / vermenging van verschillende zintuiglijke waarnemingen.

  • Bittere kou (proeven en voelen)
  • Warme tonen (voelen en horen)
  • Schilderachtig schelden (zien en horen)
Zintuigen
1. Horen
2. Zien
3. Ruiken
4. Proeven
5. Voelen

Slide 20 - Slide

Opdracht II
  • Wat: Maak de opdrachten hiernaast en noteer de antwoorden (schrift/ laptop)
  • Hoe: maak de opdracht individueel. 
  • Hulp: overleg met je duopartner.
  • Tijd: 10 minuten
  • Achteraf 




Slide 21 - Slide

Mijn oude fiets SMEEKT om een grondige opknapbeurt.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 22 - Quiz

Het licht begint te wandelen door het huis en raakt de dingen aan.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 23 - Quiz

Anke was zo boos dat ze alleen maar met bittere woorden kon antwoorden.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 24 - Quiz

De trein was zo druk; we zaten als sardientjes in een blik.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 25 - Quiz

Ze renden naar voren. Zoals honden op voer afkomen en elkaar verdringen, duwen en toeblaffen om maar als eerste bij het eten te zijn om het beste stuk te pakken, zo renden zij op de vijanden af.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 26 - Quiz

Om de zoveel minuten vliegt een grote witte vogel laag over ons huis, onderweg van of naar Schiphol.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 27 - Quiz

Wat hebben we geleerd vandaag?

Slide 28 - Slide