This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 1 min
Items in this lesson
Welkom klas!
Slide 1 - Slide
Op tafel:
- laptop, houd nog even dicht
- Map
- pen
- leesboek
Welkom klas
timer
2:30
Slide 2 - Slide
Lezen
Pak je leesboek erbij!
Geen leesboek bij je?
Schrijf 40x op:
"Wat jammer dat ik m'n leesboek niet bij me heb. Volgende keer neem ik het wel mee!"
Slide 3 - Slide
Leesplanning
Vul de leesplanning verder in.
Ben je op de pagina waar je deze week moest zijn?
Tip: Zorg ervoor dat je het boek uit hebt op zaterdag 16 maart. Dan heb je nog een week om de opdracht te maken.
timer
1:00
Slide 4 - Slide
Vandaag maandag 12 februari
Lezen, al gedaan!
Huiswerk bespreken over personificatie en synesthesie
Uitleg metafoor en vergelijkingen
Slide 5 - Slide
Leerdoelen les
R
T1
T2
I
Slide 6 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Stijlfiguren
Slide 7 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Stijlfiguren die we al gezien hebben:
climax, retorische vraag, sarcasme en paradox.
Stijlfiguren uit deze periode:
personificatie
synesthesie
Slide 8 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Personificatie
Letterlijk: 'een persoon van iets maken'
Een 'ding' krijgt menselijke eigenschappen.
Bijvoorbeeld:
Het schilderij wil ons laten zien hoe mensen vroeger leefden.
Wil het schilderij ons iets laten zien?
Kan een schilderij iets willen?
Slide 9 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Synesthesie:
- Er zijn 5 zintuigen: zien, spreken, horen, voelen en proeven.
- twee verschillende soorten zintuigen worden gebruikt
Bijvoorbeeld:
Hij stootte bittere klanken uit.
Zijn er twee soorten zintuigen?
bitter = smaak > proeven + klanken = horen
> synesthesie
Slide 10 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Huiswerk nakijken
Pak je stencil over synesthesie en personificatie erbij.
Zet een krul of verbeter je antwoord.
Slide 11 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Beeldspraak
Niet letterlijk, maar juist figuurlijk.
Met beeldspraak maak je taal mooier en interessanter.
Slide 12 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Stijlfiguren die we al gezien hebben:
P2: climax, retorische vraag, sarcasme en paradox.
P3: personificatie, synesthesie.
Nieuwe stijlfiguren:
vergelijking met verbindingswoord
metafoor
Slide 13 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vergelijking met een verbindingswoord:
Je vergelijkt een beeld met de werkelijkheid
Te herkennen aan woorden als 'als', 'net als', 'van een'
Je kijkt steeds naar:
w: werkelijkheid
b: beeld
Slide 14 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vergelijking met een verbindingswoord:
Zij is zo rood als een kreeft.
De vrouw wordt vergeleken met de rode kleur van de kreeft.
Zij is zo rood (w) als een kreeft (b).
w: werkelijkheid
b: beeld
Slide 15 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vergelijking met een verbindingswoord:
Hij is een boom van een vent.
De man wordt vergeleken met hoe groot een boom is.
Hij is een boom (b) van een vent (w).
Slide 16 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Vergelijking met een verbindingswoord:
Soms is taal als hogere wiskunde
Taal wordt vergeleken met moeilijke wiskunde.
Soms is taal (w) als hogere wiskunde (b)
Slide 17 - Slide
Geef het beeld, de werkelijkheid en het verbindingswoord in: Hij woont in een huis als een paleis.
timer
2:30
Slide 18 - Open question
Geef het beeld, de werkelijkheid en het verbindingswoord in: In de herfst van haar leven nam mijn oma nog rijles.
timer
2:30
Slide 19 - Open question
Geef het beeld, de werkelijkheid en het verbindingswoord in: De vijand kwam als een dief in de nacht
timer
2:30
Slide 20 - Open question
Geef het beeld, de werkelijkheid en het verbindingswoord in: Marie is een schat van een meid
timer
2:30
Slide 21 - Open question
Communiceren doe je samen 2
Metafoor
Alleen het beeld wordt gegeven, maar de werkelijkheid niet.
w: werkelijkheid
b: beeld
Slide 22 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Metafoor
Het is hier een zwijnenstal!
Slide 23 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Metafoor
Het is hier een zwijnenstal!
De kamer (w) van de jongen is zo rommelig dat het eruit ziet als een zwijnenstal (varkens) (beeld).
Slide 24 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Metafoor
Haar leven is een weg met kuilen en hobbels!
Slide 25 - Slide
Communiceren doe je samen 2
Metafoor
Haar leven is een weg met kuilen en hobbels!
Het leven (w) van een vrouw is zo zwaar dat ze door kuilen en over hobbels moet (beeld).
Slide 26 - Slide
Geef het beeld en bedenk wat de werkelijkheid is in: Alle buren zijn jaloers op zijn kasteel.
timer
2:30
Slide 27 - Open question
Geef het beeld en bedenk wat de werkelijkheid is in: Je moet een olifantenhuid krijgen tegen dat pesten.
timer
2:30
Slide 28 - Open question
Geef het beeld en bedenk wat de werkelijkheid is in: Die biljartbal doet het goed vandaag.
timer
2:30
Slide 29 - Open question
Aan de slag
Maak opdracht 1 en 2 uit les 20 van Kern.
Slide 30 - Slide
Zelf aan de slag
Maak opdracht 1, 2 en 3 uit les 20 van Kern.
Klaar? Maak ook opdracht 4.
Schrijf de antwoorden in je map.
Je kunt zelf inzoomen.
Slide 31 - Slide
Metafoor:
Bij een metafoor zijn de woorden 'als' of 'van een' weggelaten. Wél worden er twee dingen vergeleken: "Het is hier een zwijnenstal!" roept moeder, als ze Tommy's kamer ziet.
Slide 32 - Slide
Vergelijking:
Een vergelijking herken je aan de woorden 'als' en 'net'. Hij is zo rood als een kreeft. Ze is net (als) een nachtegaal. Ook bij de woorden 'van een' kun je denken aan een vergelijking: hij is een beer van een vent.
Slide 33 - Slide
Boteer
Bekijk het filmpje van Lubach
en
noteer welke vormen van beeldspraak langskomen.
Slide 34 - Slide
Pak je laptop erbij en log in op LessonUp
Slide 35 - Slide
Een vergelijking herken je aan:
A
het woordje '(net) als'
B
het woordje 'met'
C
het woordje 'als', of 'van een'
D
het woordje 'vergeleken'
Slide 36 - Quiz
Hij is zo sterk als een beer = een metafoor. Juist of onjuist?
A
onjuist
B
juist
Slide 37 - Quiz
'Die Rembrandt vind ik mooier dan die Van Gogh.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymie
C
metafoor
D
personificatie
Slide 38 - Quiz
'Geef mij nog eens een glas'. Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
synesthesie
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie
Slide 39 - Quiz
'Zij is net een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymie
C
metafoor
D
personificatie
Slide 40 - Quiz
'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?