Week 15
1 / 15
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Typ een woord
Slide 2 - Open question
Typ een letter
Slide 3 - Open question
Typ een zin
Slide 4 - Open question
Welke vraagwoorden kennen jullie?
Slide 5 - Mind map
Wat was een werkwoord ook alweer?
A
Een mens, dier of ding
B
Iets dat je kunt doen
C
Een woord dat een plaats aangeeft
D
Een woord waar je de of het voor zet
Slide 6 - Quiz
Wat was ook alweer de goede volgorde van een vraagzin?
Vraagwoord
Werkwoord
De persoon
De rest
Slide 7 - Drag question
En als er geen vraagwoord is?
Werkwoord
De persoon
De rest
Slide 8 - Drag question
Zet de woorden in de goede volgorde om een vraag te maken:
Frankrijk / Waar/ ligt/ ?
Frankrijk / Waar/ ligt/ ?
Slide 9 - Open question
Zet de woorden in de goede volgorde om een vraag te maken:
Hij / Naar / Gaat / School / ?
Hij / Naar / Gaat / School / ?
Slide 10 - Open question
Zet de woorden in de goede volgorde om een vraag te maken:
Fluisteren / wij / mogen / ?
Fluisteren / wij / mogen / ?
Slide 11 - Open question
Maak nu een vraag van deze zin:
Lisa loopt naar school.
Lisa loopt naar school.
Slide 12 - Open question
Maak nu een vraag van deze zin:
Piet ruimt het zwerfafval op.
Piet ruimt het zwerfafval op.
Slide 13 - Open question
Maak nu een vraag van deze zin:
Ik moet extra betalen.
Ik moet extra betalen.
Slide 14 - Open question
Bedenk een vraag met waarom?
