Instructie 4.2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wat zijn voedingsstoffen?
A
Alles wat je eet en drinkt
B
Stoffen uit planten die je lichaam niet kan verteren
C
Bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen

Slide 15 - Quiz

Yoghurt is een
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 16 - Quiz

Zetmeel is een
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 17 - Quiz

Water is een
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 18 - Quiz

In je voeding zit voedingsvezel.

In welke voedingsmiddelen zit voedingsvezel?

A
In dierlijk voedsel
B
In plantaardig voedsel
C
In beide

Slide 19 - Quiz

Voedingsvezels horen bij een gezond voedingspatroon.
Welke goede eigenschap hebben voedingsvezels?
A
Ze helpen infectieziekten tegengaan.
B
Ze voorkomen verstopping.
C
Ze helpen bij de bloedstolling.
D
Ze verbeteren de nierwerking.

Slide 20 - Quiz

Wat is de functie van mineralen?
A
Brandstof
B
Bouwstof
C
Beschermende stof
D
Reserverstof

Slide 21 - Quiz

Deze voedingsstoffen zijn bouwstoffen
A
Alle voedingsstoffen
B
Water, mineralen eiwitten en vitaminen
C
Koolhydraten, vetten eiwitten en vitaminen
D
Alleen koolhydraten en vetten

Slide 22 - Quiz

Beschermende voedingsstoffen zijn
A
Vetten, mineralen en vitamines
B
Vitamines en mineralen
C
Koolhydraten, mineralen en vitamines
D
Vetten en vitamines

Slide 23 - Quiz

Welke voedingsstoffen zijn brandstoffen (meerdere antwoorden mogelijk?
A
allemaal
B
koolhydraten
C
vetten
D
eiwitten

Slide 24 - Quiz

Koolhydraten zijn
A
Bouwstoffen
B
Zowel bouw- , reserve en brandstoffen
C
Beschermende en reserve stoffen
D
Brandstoffen en reserve stoffen

Slide 25 - Quiz

Als je zetmeel aantoont met een indicator wordt het blauwzwart.

Welke indicator gebruik je?
A
zout
B
jodiumoplossing
C
klakwater
D
suiker

Slide 26 - Quiz