Zullen en zouden

Het gebruik van zullen en zouden. 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Het gebruik van zullen en zouden. 

Slide 1 - Slide

zullen tt                     zullen tt ?

ik zal                       zal ik?
jij/ u zult               zal jij/u ?     
hij/zij/het zal      zal hij/zij/het?
wij zullen             zullen wij?
jullie zullen         zullen jullie?
zij zullen              zullen zij?

zullen vt                      zullen vt ?

ik zou                           zou ik?
jij/u zou                      zou jij/u?
hij/zij/het zou     zou hij/zij het?
wij zouden           zouden wij?
zouden jullie         zouden jullie?
zouden zij              zouden zij?

Slide 2 - Slide

4 x zouden
Zou je het nog een keer willen uitleggen?
Je zou eens wat gezonder moeten eten.
Er zou een grote brand zijn geweest bij het winkelcentrum om de hoek.
Ik zou wel een paar maanden naar India willen.

  1. Beleefde vraag
  2. Advies
  3. Onzekerheid
  4. Wens

Slide 3 - Slide

Zullen
1. Belofte
2. Voorstel
3. Verwachting
4. Voornemen
zullen en zouden
Zouden
1. Beleefde vraag
2. Advies geven
3. Geen realiteit of wens
4. Onzekerheid

Slide 4 - Slide

Stel een beleefde vraag. Gebruik daarbij 'zou(den).'

  1. Wil je de muziek wat zachter zetten?
  2. Kunnen jullie de volgende keer op tijd komen?
  3. Mogen wij hier zitten?
  4. Mag ik je fiets lenen? 
timer
1:00

Slide 5 - Slide

Geef een vriendelijk advies. Gebruik daarbij 'zou(den).'

  1. Je moet wat minder gaan gamen.
  2. Je kunt het aan de docent vragen.
  3. Je moet je haar vaker wassen.
  4. Ze moeten de nieuwsbrief beter lezen.
timer
5:00

Slide 6 - Slide

'Zullen': belofte, voorstel, verwachting?

  1. Henk zal het wel weten.
  2. Ik zal het hem straks vragen.
  3. Zullen we nu het programma van die dag bespreken?

Slide 7 - Slide

'Zullen': belofte, voorstel, verwachting?

                                               persoonsvorm + infinitief

  1. Henk zal het wel weten.
  1. Ik zal het hem straks vragen.
  2. Zullen we nu het programma van die dag bespreken?

Slide 8 - Slide

zwaar - tillen - boven op je wachten

  1. Verwachting: Die koffer zal wel zwaar zijn!
  2. Voorstel: Zal ik hem voor je tillen?
  3. Belofte: Ik zal boven op je wachten, oké?

Slide 9 - Slide

pijn - helpen - dokter bellen

  1. Verwachting: 
  2. Voorstel:
  3. Belofte:

Slide 10 - Slide

regenen - naar binnen gaan - straks met de auto naar huis brengen

  1. Verwachting: 
  2. Voorstel:
  3. Belofte:

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide