De volgende woorden schrijf je aan elkaar:
- samenstellingen van drie woorden of minder: tuinman, zonnebril, bruinebonensoep;
- woorden die gemaakt zijn van er, hier, daar of waar plus een voorzetsel: hierom, erachter, daarheen;
- getallen met honderd en duizend: vijfhonderd, zestienduizend;
- veel samengestelde werkwoorden: autorijden, goedkeuren, koffiedrinken, losmaken, pianospelen, maar: koffie schenken, gitaar spelen;
- veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel: veeleisend, dichtbevolkt, stomverbaasd.
Maken: 1 (klassikaal) 2, 2, 2, 3, 7