Toets verwijswoorden/voornaamwoorden

Veel succes met de toets!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Veel succes met de toets!

Slide 1 - Slide

Toets
 Bezittelijk voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord, zinsvolgorde.

Slide 2 - Slide

Deze pen is van .....
A
jou
B
jouw

Slide 3 - Quiz

Dit is ..... pen.
A
mij
B
mijn

Slide 4 - Quiz

Hij heeft een schrift meegenomen. Het is ... schrift.
A
mij
B
onze
C
zijn
D
jou

Slide 5 - Quiz

Wat zijn de bezittelijk voornaamwoorden in de zin?

Mijn fiets is kapot gemaakt door hem.

Slide 6 - Open question

Wat zijn de bezittelijk voornaamwoorden in de zin?

Haar moeder heeft uw brood gemaakt.

Slide 7 - Open question

Wat zijn de bezittelijk voornaamwoorden in de zin?

Onze docent legt de opdracht goed uit.

Slide 8 - Open question

Hij heeft ..... hond meegenomen.

Slide 9 - Open question

Wat is goed?
.... meisje heeft mooi haar.
A
Die
B
Dat
C
Deze

Slide 10 - Quiz

Wat is goed?
..... boeken zijn heel leuk om te lezen.
A
Die
B
Dit

Slide 11 - Quiz

Vul het juiste woord in.
...tafels (dichtbij) zijn van hout.

Slide 12 - Open question

Vul het juiste woord in.
... paard (ver weg) is oud.

Slide 13 - Open question

Verwijzen
Let op: schrijf op waar het woord naar verwijst

Slide 14 - Slide

De jongen loopt heel langzaam. Hij is niet snel.

Hij =
A
loopt
B
langzaam
C
de jongen
D
snel

Slide 15 - Quiz

Veel mensen weten het antwoord niet. Zij moeten het vragen. Waar verwijst Zij naar? Zij =

Slide 16 - Open question

Mohammed zit op zijn telefoon. Dat vindt de docent niet goed. Waar verwijst dat naar? Dat =

Slide 17 - Open question

De leerlingen uit Kampen moeten op de fiets komen. Zij moeten dit zelf regelen. Waar verwijst Zij naar? Zij =

Slide 18 - Open question

zinsvolgorde

Slide 19 - Slide

Zinsvolgorde
Ik | naar de dierentuin. | ga | morgen

Slide 20 - Open question

in het restaurant | gegeten | ik | veel | heb

Slide 21 - Open question

zwemt | de vis | in de zee | ?
Maak een vraag.

Slide 22 - Open question

Ik kom hier elke dag. Het is hier leuk.
Ik kom hier elke dag, want.....

Slide 23 - Open question

Wij stoppen. Het stoplicht staat op rood.
Maak er een zin van met "want".

Slide 24 - Open question

Ik houd mijn jas aan. Het is koud hier.
Ik houd mijn jas aan, omdat ......

Slide 25 - Open question

Mijn moeder geeft de kat eten. Hij heeft honger. Maak er 1 zin van met omdat.

Slide 26 - Open question

Goed gedaan! 

Slide 27 - Slide