9.5 Soa's

Paragraaf 9.5 SOA'S
1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Paragraaf 9.5 SOA'S

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog van 9.4?
Herhaling

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Welke onderdelen van bloed kun je krijgen bij een bloedtransfusie?
A
Bloedplasma, bloedplaatjes, rode bloedcellen, witte bloedcellen
B
Bloedplasma, bloedplaatjes, rode bloedcellen
C
Bloedplasma, rode bloedcellen, witte bloedcellen
D
Bloedplasma, rode bloedcellen

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Het groene driehoekje stelt antigeen A voor.
Van welke bloedgroep is rode bloedcel nr. 3?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Het paarse rondje stelt antigeen B voor. Bij welke rode bloedcel(len) kun je antistof A terugvinden?
A
1
B
2
C
4
D
1 en 4

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Je kunt niet van iedere donor bloed krijgen. Dat komt doordat de witte bloedcellen vreemde bloedcellen bestrijden met antistoffen. Hoe herkennen witte bloedcellen vreemde bloedcellen?
A
Aan de antigenen in het bloed
B
Aan de antigenen op de bloedcellen
C
Aan de antistoffen in het bloed
D
Aan de antistoffen op de bloedcellen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Jessica heeft bij een ernstig auto-ongeluk veel bloed verloren en moet een bloedtransfusie hebben. Jessica heeft bloedgroep B.
Het donorbloed mag dus geen antigeen         bevatten.
Ze kan dus bloedgroep         en bloedgroep          ontvangen.
A
B
AB
O

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Carolien heeft bloed nodig. Het maakt niet uit welk bloed ze krijgt, het zal altijd goed gaan. Wat is haar bloedgroep?
A
AB +
B
AB -
C
O +
D
O -

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welke bloedgroep is de universele donor?
A
AB +
B
AB -
C
O +
D
O -

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Op de cellen zit antigeen A
Op de cellen zit antigeen A en antigeen B
Op de cellen zitten geen antigenen
Op de cellen zit antigeen B
Bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Anti - B
Anti - A
Anti A en Anti B
Geen antistoffen
Bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O

Slide 11 - Drag question

Je kan niet van iedere donor bloed krijgen. Dit komt doordat er verschillende bloedgroepen zijn. Welke eigenschappen horen bij welke bloedgroep?
Wanneer kan een (ongeboren) baby de resusziekte krijgen?
A
Moeder is R+ Baby is R+
B
Moeder is R- Baby is R-
C
Moeder is R+ Baby is R-
D
Moeder is R- Baby is R+

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Slide 13 - Video

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat is de meest voorkomende SOA in Nederland?
A
AIDS
B
Chlamydia
C
Gonorroe
D
Syfilis

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Een SOA gaat vanzelf weer over
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Van orale seks (met de mond) kun je een SOA krijgen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Bacterie
Schimmel
Virus
HIV
Candida
Hepatitis-B
Chlamydia
Syfillis
Gonorroe
Herpes genitalis

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Door coïtus interruptus (voor het zingen de kerk uit) voorkom je het overdragen van een SOA
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Een SOA komt altijd door een bacterie of een virus
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Als je de pil slikt, kun je geen SOA's krijgen
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Van welke SOA's
kun je onvruchtbaar worden?
A
Aids en Chlamydia
B
Gonorroe en Chlamydia
C
Aids, Gonnoroe, Syfilis en Chlamydia
D
Alleen Aids

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Slide 26 - Video

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Elke SOA kan dodelijk zijn
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Slide 29 - Video

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Een soa-test kan worden gedaan om te bepalen of iemand seropositief is.
Wanneer noem je iemand seropositief?

A
Als deze persoon na onveilige seks de symptomen van aids heeft
B
Als deze persoon drager is van het hiv-virus maar nog niet ziek is
C
Als het afweersysteem van deze persoon na onveilige seks niet meer werkt
D
Als de witte bloedcellen, de “vreetcellen” niet meer hun taak kunnen uitvoeren

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Als je met iemand zoent die HIV heeft, kun je ook HIV krijgen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Als je het AIDS-virus (HIV) in je lichaam hebt, hoef je nog geen AIDS te hebben
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Wat heb je deze les geleerd?
9.5 Soa's

Slide 36 - Mind map

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Video

This item has no instructions

Slide 39 - Slide

This item has no instructions