This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Eerder
Begrijpelijk formuleren
Welke 6 elementen kunnen een zin minder begrijpelijk maken?
Slide 4 - Slide
Samenvatting
Wat kan een zin onnodig ingewikkeld maken:
Zinslengte
Kern niet bij elkaar
Tangconstructie
Lijdende vorm
Lastige woorden
Naamwoordstijl
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Herschrijf
Er wordt een propje naar de leraar gegooid door Lidwina.
Lidwina gooit een propje naar de leraar.
Slide 7 - Slide
timer
20:00
Slide 8 - Slide
Leg uit hoe je een passieve zin actief maakt.
Slide 9 - Open question
Slide 10 - Slide
Maak deze actieve zin passief:
Mijn moeder prijst mijn oom uitbundig.
A
Mijn oom prijst mijn moeder uitbundig.
B
Mijn oom wordt uitbundig door mijn moeder geprezen.
C
Mijn oom zal uitbundig geprezen worden door mijn moeder
D
Mijn oom werd uitbundig geprezen door mijn moeder
Slide 11 - Quiz
De vragen werden door de leerlingen beantwoord.
A
DIt is een actieve zin
B
Dit is een passieve zin
Slide 12 - Quiz
Ik laat elke dag mijn hond uit, is een:
A
passieve zin
B
actieve zin
Slide 13 - Quiz
Actieve zin of passief? De leerling wordt door de docent vergeven.
A
Actief
B
Passief
Slide 14 - Quiz
Actieve zin of passief? Zij slaat hem op zijn kop.
A
Actief
B
Passief
Slide 15 - Quiz
Wat is een actieve zin?
A
Een zin waarin het onderwerp en de handeling worden omgedraaid.
B
Een zin waarin het onderwerp de handeling ondergaat.
C
Een zin waarin het onderwerp niet wordt genoemd.
D
Een zin waarin het onderwerp de handeling uitvoert.
Slide 16 - Quiz
De hele voormiddag opereerde de chirurg om de patiënt in leven te houden.
A
actieve zin
B
passieve zin
Slide 17 - Quiz
De trainer wordt door de spelers op de schouders gedragen.
A
actieve zin
B
passieve zin
Slide 18 - Quiz
Er werden gisteren bloemen bezorgd aan alle tachtigjarigen uit de gemeente.
A
actieve zin
B
passieve zin
Slide 19 - Quiz
Van al dat gezever over grammatica worden we moe.
A
actieve zin
B
passieve zin
Slide 20 - Quiz
Programma bondig formuleren
Schrijven is schrappen. Wat kun je allemaal weglaten?
Hulpwerkwoorden: zullen, kunnen, mogen willen en gaan
Bijvoeglijke naamwoorden: soms overbodig
Bijwoorden: heel, erg, zeer
Uitleg van de begrippen
Pleonasme
Tautologie
Slide 21 - Slide
Overbodige hulpwerkwoorden
NIET - Als je een treinabonnement zou nemen, zou je veel geld kunnen gaan besparen. Ik zou het zeer op prijs stellen als je de enquête zou willen invullen. Mocht je nog vragen hebben, dan kun je mij een e-mail sturen.
WEL - Als je een treinabonnement neemt, bespaar je veel geld. Ik stel het zeer op prijs als je de enquête invult. Heb je nog vragen, stuur mij dan gerust een e-mail.
Slide 22 - Slide
Overbodige bijvoeglijke naamwoorden
NIET - De prachtige, grote, glimmende, rode auto van mijn rijke, succesvolle vriend reed snel langs ons heen.
WEL - De rode auto van mijn vriend reed snel langs ons heen.
Pleonasme is nog een keer zeggen wat al in het hoofdwoord.
De functie van een pleonasme is nadruk, zeggingskracht, extra sterke toevoeging. In theorie is het overbodig.
Slide 24 - Slide
Tautologie
Voorbeeld: Eenzaam en verlaten, gratis en voor niets, frank en vrij, nooit ofte nimmer, pais en vree, vast en zeker, pracht en praal, altijd en eeuwig, afgemat en uitgeput, onmiddellijk en meteen
Tautologie: Twee woorden die excact hetzelfde zeggen. Tweemaal hetzelfde begrip. Bij een tautologie gaat het om een herhaling waarmee de volledige betekenis van een woord nogmaals genoemd wordt.
Slide 25 - Slide
Overbodige bijwoorden
NIET - De giraf heeft een heel erg lange nek. Zij heeft grote voeten, maar die van haar zus zijn echt heel groot.
WEL - De giraf heeft een lange nek. Zij heeft grote voeten, maar die van haar zus zijn reusachtig.
Slide 26 - Slide
In wachtkamers, restaurants en op straat: overal hangen bordjes of briefjes met mededelingen erop. Vaak kunnen die korter. Herschrijf de volgende mededeling.
In de speeltuin mag geen zelf meegenomen eten en drinken geconsumeerd worden; alleen eten en drinken dat hier is gekocht. Dank u.
Slide 27 - Open question
In wachtkamers, restaurants en op straat: overal hangen bordjes of briefjes met mededelingen erop. Vaak kunnen die korter. Herschrijf de volgende mededeling.
Zoudt u zich voordat u in de wachtkamer plaatsneemt eerst even willen melden bij de assistente?
Slide 28 - Open question
In wachtkamers, restaurants en op straat: overal hangen bordjes of briefjes met mededelingen erop. Vaak kunnen die korter. Herschrijf de volgende mededeling.
Gelieve geen waardevolle spullen in uw jaszakken te laten zitten bij gebruik van de garderobe. De directie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor zoekgeraakte spullen.
Slide 29 - Open question
Vergelijk nu jouw bordje van de speeltuin met die van een klasgenoot.
a. Op welk bordje komt de boodschap het duidelijkst over? b. Welk bordje is het vriendelijkst voor de lezer? c. Welk verzoek zou je eerder opvolgen? d. Kijk eens naar bovenstaande antwoorden. Welke conclusie kun je nu trekken over kort en bondig formuleren?
Slide 30 - Open question
Lees het recept op pagina 79 van je oefenboek. Welke woorden en zinsdelen zijn overbodig? Herschrijf het recept zo bondig mogelijk.
Slide 31 - Open question
Lees vraag 7 op pagina 79 van je oefenboek. Breng het fragment terug tot twee of drie zinnen.