H11.4 Halveringstijd

Hoofdstuk 11 paragraaf 4
Halveringstijd
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 11 paragraaf 4
Halveringstijd

Slide 1 - Slide

Rn-218 vervalt, welke dochterkern ontstaat er dan?
A
Ra-224
B
At-218
C
Pb-214
D
Po-214

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Video

Wanneer springen er per seconde meer schuimbellen kapot?
A
Als je veel schuim hebt
B
Als je weinig schuim hebt
C
Als je geen schuim hebt
D
De hoeveelheid schuim maakt niet uit.

Slide 4 - Quiz

Activiteit (Paragraaf 3)
Dit is het aantal instabiele atoomkernen dat iedere seconde vervalt. 

Symbool: A
Eenheid : Becquerel (Bq)

Slide 5 - Slide

Halveringstijd
Radioactieve stoffen vervallen. 

Dit zorgt ervoor dat er steeds minder van deze stof over blijft. 

De halveringstijd t1/2 is de tijd waarin de helft van het aantal atoomkernen vervallen is. 

Slide 6 - Slide

Voorbeeld
Er zijn op t = 0 s N = 8,0 x 1020 instabiele kernen. De halveringstijd van deze stof is 2,0 jaar. Op dit moment is de activiteit van deze stof A = 40 GBq.

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
Er zijn op t = 0 N = 8,0 x 1020 instabiele kernen. De halveringstijd van deze stof is 2,0 jaar. Op dit moment is de activiteit van deze stof A = 40 GBq.

t = 0 jaar: N = 8,0 x 1020 met A = 40 GBq

t = 2,0 jaar:

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Er zijn op t = 0 N = 8,0 x 1020 instabiele kernen. De halveringstijd van deze stof is 2,0 jaar. Op dit moment is de activiteit van deze stof A = 40 GBq.

t = 0 jaar: N = 8,0 x 1020 met A = 40 GBq

t = 2,0 jaar: N = 4,0 x 1020 met A = 20 GBq

t = 4,0 jaar:

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Er zijn op t = 0 N = 8,0 x 1020 instabiele kernen. De halveringstijd van deze stof is 2,0 jaar. Op dit moment is de activiteit van deze stof A = 40 GBq.

t = 0 jaar: N = 8,0 x 1020 met A = 40 GBq

t = 2,0 jaar: N = 4,0 x 1020 met A = 20 GBq

t = 4,0 jaar: N = 2,0 x 1020 met A = 10 GBq

Slide 10 - Slide

t = 4,0 jaar: N = 2,0 x 10^20 met A = 10 GBq

Op t = 6,0 jaar: N = ? en A = ?

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Video

Toeval
Je weet niet welke atoomkern gaat vervallen. 

Je weet wel dat in de halveringstijd de helft van de kernen is vervallen. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Je kan dit ook in een formule zetten. 


Formules
N=N0(21)n
n=t21t
N0: Aantal niet vervallen kernen op t= 0
N: Aantal overgebleven niet vervallen kernen na n halveringstijden 
n: Aantal verlopen halveringstijden

t: Verstreken tijd
t1/2: Halveringstijd

Slide 15 - Slide

Je kan dit ook in een formule zetten. 


Formules
A=A0(21)n
A: Activiteit op t = 0
A: Activiteit na n halveringstijden
n: Aantal verlopen halveringstijden

Slide 16 - Slide

Er zijn 23 x 10^18 radioactieve uraniumkernen.
Hoeveel radioactieve uraniumkernen zijn er na 5 halfwaardetijden nog over?

Slide 17 - Open question

Het verband tussen A en N.
Als er veel radioactieve kernen (N) zijn.
  • Dan vervallen er ook veel kernen.
  • Dan is de activiteit (A) dus hoog. 

Slide 18 - Slide

De gemiddelde activiteit kan je berekenen. 



De activiteit op een bepaald tijdstip kan je berekenen met de raaklijn in het (N,t)-diagram.


Het verband tussen A en N.
Agem=ΔtΔN
A=(ΔtΔN)raaklijn

Slide 19 - Slide

Oefenen
Maak opgave 30, 31 en 33.

NHUU: maak 27, 32, 33, 34, 36, 38, 40

Slide 20 - Slide