Tekst 1

Examen 2019-I
Vraag 31, 32 en tekst 1
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Examen 2019-I
Vraag 31, 32 en tekst 1

Slide 1 - Slide

Vraag 31
In tekstfragment 2 wordt een mogelijke verklaring geopperd voor het minder optreden van dementie, die niet voorkomt in tekst 3. 
2p   31 Leg uit wat die mogelijke verklaring inhoudt.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden

Slide 2 - Slide

2p 31 Leg uit wat die mogelijke verklaring inhoudt.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.

Slide 3 - Open question

Antwoord vraag 31
31 maximumscore 2
De kern van een goed antwoord is:
• Doordat ouderen beschermende maatregelen nemen / vaker
medicijnen slikken / Door medicijngebruik/cholesterolpillen 1
• blijven de aanvoerroutes van de hersenen schoner 1
Maximumlengte van het antwoord: 20 woorden.
Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 4 - Slide

Vraag 32
Tekst 3 en tekstfragment 2 verschillen van elkaar wat betreft de
mogelijkheid om dementie te voorkomen.
2p   32   Leg uit wat dat verschil tussen tekst 3 en tekstfragment 2 inhoudt.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 50 woorden

Slide 5 - Slide

Vraag 32 Leg uit wat dat verschil tussen tekst 3 en tekstfragment 2 inhoudt.

Slide 6 - Open question

Antwoord vraag 32
32 maximumscore 2  De kern van een goed antwoord is:
• Tekst 3 stelt dat (1 op de 3 gevallen van) dementie te vermijden is (door lage bloeddruk, voorkómen van diabetes, een gezonde leefstijl) 1
• Tekstfragment 2 stelt dat er geen bewijs is dat door beschermende maatregelen (tegen hart- en vaatziekten) dementie minder snel stijgt dan voorspeld / dat dementie te vermijden is 1
of
• Tekst 3 stelt dat de maatregelen (tegen dementie) die je neemt positief zijn 1
• Tekstfragment 2 stelt dat het effect van maatregelen (tegen dementie) die je neemt onzekere uitkomsten hebben 1

Maximumlengte van het antwoord: 50 woorden. Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 7 - Slide

In regels 20-21 wordt gesproken van “Het fenomeen”.
1p 1 Wat wordt daarmee bedoeld?

Slide 8 - Open question

Antwoord vraag 1
1 maximumscore 1
De kern van een goed antwoord is:
fomo/niks willen missen

Slide 9 - Slide

1p 2 Bij welke alinea begint deel 2?
A
Alinea 2
B
Alinea 3
C
Alinea 4
D
Alinea 5

Slide 10 - Quiz

1p 3 Bij welke alinea begint deel 3?
A
Alinea 4
B
Alinea 5
C
Alinea 6
D
Alinea 7

Slide 11 - Quiz

“In het JWT-onderzoek gaf bijna twee derde van de ondervraagden aan op Facebook en Twitter aan imagebuilding te doen.” (regels 102-105)
1p 4 Waartoe leidt volgens Sherry Turkle deze imagebuilding uiteindelijk?
A
competitiedrang en na-ijver
B
een identiteit die niet helemaal echt is
C
jaloers zijn op andermans leven
D
vervreemding van onszelf

Slide 12 - Quiz

“Ik denk zelfs dat we jaloers zijn op onze eigen online identiteit.”
(regels 135-137)
1p 5 Hoe komt het dat we jaloers zijn op onze eigen online identiteit?
Baseer je antwoord op de alinea’s 4 en 5.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Slide 13 - Open question

Antwoord vraag 5
5 maximumscore 1
De kern van een goed antwoord is:
Onze eigen online identiteit is het opgepoetste/ideale/versierde beeld van onszelf / is hoe we zouden willen zijn.
Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 14 - Slide

In tekst 1 wordt de vergelijking gemaakt met een kale kerstboom (regels 151-152).
1p 6 Geef aan waar een ‘kale kerstboom’ symbool voor staat, volgens tekst 1.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Slide 15 - Open question

Antwoord vraag 6
6 maximumscore 1
De kern van een goed antwoord is:
Een kale kerstboom staat symbool voor wie we echt/in de kern zijn / voor wie we zijn zonder versieringen.
Beoordeel de spelling en grammatica

Slide 16 - Slide

We ontlenen volgens Brouwer waarde aan ons profiel op sociale netwerken: “Die waarde is echter van korte duur.” (regels 162-163), zegt hij.
1p 7 Hoe komt het volgens Brouwer dat die waarde van korte duur is?
A
Er zijn te veel nieuwe evenementen.
B
Onze consumptiesnelheid is hoog.
C
Onze identiteit is lastig te versieren.
D
Sociale media zijn erg vluchtig.

Slide 17 - Quiz

“We hebben dus steeds nieuwe versieringen nodig.” (regels 166-168)
2p 8 Wat is volgens alinea 5 een positief gevolg en wat is een negatief gevolg
van deze voortdurende behoefte aan nieuwe versieringen?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Slide 18 - Open question

Antwoord vraag 8
8 maximumscore 2
De kern van een goed antwoord is:
− Een positief gevolg is: het is goed voor de economie / er wordt steeds meer geconsumeerd (en dat is goed voor de economie) 1
− Een negatief gevolg is: wie niet meegaat in het steeds moeten
consumeren, hoort er niet meer bij / wordt een sociale outcast 1
Beoordeel de spelling en grammatica

Slide 19 - Slide

“‘Er is steeds meer informatie beschikbaar, maar tegelijkertijd zijn we steeds slechter geïnformeerd”. (regels 191-194)
1p 9 Wat is volgens de tekst de belangrijkste oorzaak voor dit verschijnsel?
A
Concentratieproblemen leiden ertoe dat mensen niet goed meer lezen.
B
Doordat er zoveel nieuws op ons afkomt, nemen we het oppervlakkig tot ons.
C
Mensen hechten tegenwoordig minder waarde aan nieuws en meningen.
D
We komen tijd en energie tekort om informatie op juistheid te kunnen schatten.

Slide 20 - Quiz

De deskundigen Paul Zak en Sherry Turkle geven in alinea 7 ieder een eigen opvatting over fomo als een mogelijke verslaving. Hieronder staat in een schema een onvolledige samenvatting van hun
opvattingen.
Vul het schema aan. Neem de nummers over en schrijf je antwoord achter de nummers.
Zorg dat er correcte zinnen ontstaan en gebruik voor je antwoord niet meer dan 60 woorden.

Slide 21 - Open question

Antwoord vraag 10
maximumscore 3   De kern van een goed antwoord is:
Paul Zak beweert… 1 dat fomo kenmerken heeft van een verslaving
want… 2 het gebruiken van sociale media maakt in de hersenen oxytocine aan / maakt in de hersenen hetzelfde stofje aan als een verliefdheid en dat doet verlangen naar meer.
Sherry Turkle vindt… 3 het te ver gaan om fomo een verslaving te noemen want dan klinkt de roep om die verslavende sociale netwerken uit te bannen
en dat kan niet want …4 sociale netwerken zijn overal / zijn als eten / je kunt niet zonder
dus… 5 je moet er op een verstandige/gezonde manier mee leren omgaan.
indien vijf antwoorden goed 3    indien vier antwoorden goed  2    indien drie antwoorden goed 1  
Maximumlengte van het antwoord: 60 woorden.   Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 22 - Slide

De auteur van tekst 1 legt zichzelf een bepaalde beperking op. De auteur van tekstfragment 1 doet dat ook. Deze beperkingen lijken bedoeld om de nadelige invloeden van fomo te verminderen.
2p 11 Welke auteur laat al doorschemeren dat die zelf opgelegde beperking moeilijk te handhaven zal zijn? Ondersteun je antwoord door een zin te citeren uit tekstfragment 1 of de laatste alinea van tekst 1 waaruit dit blijkt.

Slide 23 - Open question

Antwoord vraag 11
11 maximumscore 2
De kern van een goed antwoord is:
• de auteur van tekstfragment 1 / Pauline Bijster    1
• “Mijn goede voornemen om minder te facebooken gaat morgen opnieuw van start.” (alinea 2) / “Als het wat is, zal ik het u laten weten.” (alinea 2)   1
Beoordeel de spelling.

Slide 24 - Slide

2p 12 Wat is de hoofdgedachte van tekst 1?
A
De door smartphones en sociale media toegenomen negatieve gevolgen van fomo kunnen worden beperkt als mensen leren omgaan met de enorme hoeveelheid informatie die tegenwoordig op ze afkomt.
B
Druk bezig waren mensen altijd al, maar door de opkomst van smartphones en sociale media lijden vooral jongeren die erbij willen horen aan fomo.
C
Druk bezig waren mensen altijd al, maar door de opkomst van smartphones en sociale media lijden vooral jongeren die erbij willen horen aan fomo.
D
Mensen zijn kuddedieren, willen erbij horen, zijn van nature nieuwsgierig en steken elkaar aan met hun reacties, waardoor ze het risico lopen op fomo.

Slide 25 - Quiz