P1_3_betoog_middenstuk

Schrijfvaardigheid (2)
Aan het einde van de les:
- Weet je waar een goede alinea aan voldoet 
- Weet je hoe je een goed argument opbouwt
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Schrijfvaardigheid (2)
Aan het einde van de les:
- Weet je waar een goede alinea aan voldoet 
- Weet je hoe je een goed argument opbouwt

Slide 1 - Slide

Planning
  • Theorie betoog - herhaling inleiding
  • Theorie betoog - middenstuk en argument uitwerken
  • Opdracht

Slide 2 - Slide

Theorie betoog (1)
  • Wat is het doel van een betoog?

  • Waar moet een inleiding aan voldoen?

Slide 3 - Slide

Een pakkende inleiding

Slide 4 - Slide

Theorie standpunt/argument (1)
  • Wat is het verschil tussen een standpunt en een argument?

Slide 5 - Slide

Theorie standpunt/argument (2)
  • Standpunt: je mening ergens over
    - Ik vind het goed dat...
    - Volgens mij is het niet goed dat...
    - Ik ben er nog niet uit of...

  • Signaalwoorden: ik vind, volgens mij, ik denk dat, dan ook, dus, daarom, kortom, ...

Slide 6 - Slide

Theorie standpunt/argument (2)
  • argument: waarom je iets vindt; verdedigen of aanvallen van een standpunt
  • Kan voor of na een standpunt staan

  • Signaalwoorden: want, omdat, namelijk, aangezien, immers, ...

Slide 7 - Slide

Theorie standpunt/argument (3)
  • Uit geheime opnames blijkt dat de dolfijnen in het Dolfinarium in veel te kleine zwembaden rondzwemmen (=argument). Ik vind dat het Dolfinarium de dolfijnen slecht verzorgt (=standpunt).

  • In de nabije toekomst hoeven we nog maar 25 uur per week te werken (=standpunt), want steeds meer werk wordt ons door robots uit handen genomen (=argument).

Slide 8 - Slide

Noteer het standpunt:
Ik ga morgen naar de bioscoop, want er draait een leuke film.

Slide 9 - Open question

Noteer het standpunt:
Omdat gokken verslavend is, moet het verboden worden.

Slide 10 - Open question

Goede argumenten (1)
Stel jezelf drie vragen:
  1. Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?
  2. Wat zijn de voordelen of nadelen?
  3. Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die komt door de stelling goed of slecht voor die mensen?

Slide 11 - Slide

Goede argumenten (3)
MOBIELE TELEFOONS OP SCHOOL MOETEN VERBODEN WORDEN

  • Vraag 1: Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?
  • Vraag 2: Wat is een voordeel van geen mobiele telefoons op school?
  • Vraag 3: Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die komt door de stelling goed voor die mensen?

Slide 12 - Slide

Maar, hoe formuleer je zo'n goed argument?

Slide 13 - Slide

Sterke argumenten (1)
  • A: argument noemen

  • U: uitleggen argument

  • B: bijvoorbeeld -> voorbeeld

Slide 14 - Slide

Sterke argumenten (1)
  • A: argument noemen

  • U: uitleggen argument
    1. Leg uit waarom het zo is
    2. Leg uit waarom dit goed/slecht is


  • B: bijvoorbeeld -> voorbeeld
Mijn argument is dat...
want/omdat..
Dit is goed/slecht, want...
Stel je voor... OF
Het is onderzocht dat...

Slide 15 - Slide

Nu zelf aan de slag in duo's

Slide 16 - Slide

Opdracht (1)
  • Zoek in je artikelen 2 argumenten bij het standpunt uit je inleiding van de vorige les.
  • Werk ze uit tot twee alinea's van ongeveer 50-75 woorden
  • Gebruik het AUB-model
A argument noemen
U uitleggen argument
B bijvoorbeeld> voorbeeld noemen

Slide 17 - Slide