Verleden tijd

lesdoel:
Je kan werkwoorden vervoegen in de verleden tijd.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

lesdoel:
Je kan werkwoorden vervoegen in de verleden tijd.

Slide 1 - Slide

Hoe zit het ook alweer met de verleden tijd?

overleg met je buur.

Slide 2 - Slide

Wat weten we van de verledentijd?

Slide 3 - Slide

Stappen van de verleden tijd

Slide 4 - Slide

Voorbeeld 
Hij (werken) bij een kledingwinkel.
stap 1: stam is het hele werkwoord - en.
stap 2: Zit de laatste letter in het 't kofschip x?
stap 3: ja > stam + te(n)
                  nee > stam + de(n) 
stap 4: Enkelvoud of meervoud?

Slide 5 - Slide

De meiden (spelen) gisteren bij Elisa.
stap 1: Gebruik de stam.
stap 2: Kijk naar de laatste letter.
stap 3: enkelvoud of meervoud?

Slide 6 - Open question

hij (fietsen) gisteren naar school.
stap 1: Gebruik de stam.
stap 2: Kijk naar de laatste letter.
stap 3: enkelvoud of meervoud?

Slide 7 - Open question

Hij (vertellen) mij het grote geheim.
stap 1: Gebruik de stam.
stap 2: Kijk naar de laatste letter.
stap 3: enkelvoud of meervoud?

Slide 8 - Open question

Wij (reizen) met de auto naar Frankrijk.
stap 1: Gebruik de stam.
stap 2: Kijk naar de laatste letter.
stap 3: enkelvoud of meervoud?

Slide 9 - Open question

Zij (verhuizen) vorige week naar haar nieuwe huis.
stap 1: Gebruik de stam.
stap 2: Kijk naar de laatste letter.
stap 3: enkelvoud of meervoud?

Slide 10 - Open question

De kinderen .... tijdens de zielige film.
A
huilen
B
huilde
C
huil
D
huilden

Slide 11 - Quiz

In de lucht .... een ballon.
A
zweefde
B
zweefden
C
zweeft
D
zweefte

Slide 12 - Quiz

De buurman.... zijn handen voor het eten.
A
was
B
wast
C
wasten
D
waste

Slide 13 - Quiz

Sylvia en Sandra.... om een zak knikkers.
A
wedde
B
wedden
C
weden
D
wedt

Slide 14 - Quiz

Hij ..... zijn zwembroek aan.
A
trekt
B
trekte
C
trok
D
trekken

Slide 15 - Quiz

loten
ik.....

Slide 16 - Open question

wassen
Wij......

Slide 17 - Open question

tikken
hij....

Slide 18 - Open question

zullen
zij....

Slide 19 - Open question

Mijn vader ... een grote slagroomtaart.
A
won
B
wint
C
win
D
wonnen

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Link