Herhaling H5 4-6 en H6

Herhaling
Hoofdstuk 5: steden en gildes, macht van vorst en kerk
Hoofdstuk 6: Renaissance, humanisme, ontdekkingsreizen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Herhaling
Hoofdstuk 5: steden en gildes, macht van vorst en kerk
Hoofdstuk 6: Renaissance, humanisme, ontdekkingsreizen

Slide 1 - Slide

Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Als een gildelid ziek is, zorgen de andere leden voor hem en zijn gezin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Een timmerman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Als je goed genoeg was, moest je de ???? afleggen. Dat was een soort examen. Als je slaagde, mocht je lid worden van het gilde.

Welk woord moet er op de vraagtekens staan?
A
gilde
B
meester
C
meesterproef
D
leerling

Slide 5 - Quiz

Welk symbool hoort bij welke macht?
Geestelijke macht
Wereldlijke macht
Kroon
Ring
Staf
Zwaard

Slide 6 - Drag question

Wat is centraal bestuur? Eén antwoord hoort er niet bij.
A
in het hele land gelden dezelfde wetten
B
één hoofdstad
C
provincies hebben eigen regels
D
bestuur met ambtenaren

Slide 7 - Quiz

Waarom wil een vorst centraal gaan besturen?
A
om het besturen minder werk te maken
B
om de macht van de adel te verkleinen
C
om meer inkomsten te krijgen
D
om de leenmannen meer macht te geven

Slide 8 - Quiz

Wat heeft een vorst nodig om centraal te gaan besturen? Eén antwoord hoort er niet bij.
A
trouwe leenmannen
B
huurleger
C
belastinginkomsten uit steden
D
ambtenaren

Slide 9 - Quiz

Waarom verliep de centralisatie lang niet altijd makkelijk?
A
Niet alle leenmannen snapten de regels
B
Machtige edelen wilden hun macht niet opgeven
C
Steden wilden hun eigen belastingen blijven bepalen
D
Steden konden ook huurlegers inhuren

Slide 10 - Quiz

Wat is Renaissance?
A
Wedergeboorte van de Middeleeuwse kunst
B
Strijd tussen keizer en paus
C
Wedergeboorte van de Grieks-Romeinse kunst
D
Ander woord voor Romeinse tijd

Slide 11 - Quiz

Wat is niet juist over de Renaissance?
A
De anatomie moet juist zijn
B
Er zijn geen godsdienstige thema's
C
Het perspectief klopt
D
Er zijn klassieke motieven in de afbeelding

Slide 12 - Quiz

De renaissance begon in....
A
Italië
B
Spanje
C
Griekenland
D
Nederland

Slide 13 - Quiz

Waarom begon de Renaissance in Italië?

Slide 14 - Open question

Middeleeuwen of Renaissance?
Middeleeuwen
Renaissance

Slide 15 - Drag question

Waarom is de tekening van de man in de cirkel van Leonardo da Vinci een typisch voorbeeld van een werk uit de renaissance.
A
Omdat naakt toen erg in de mode was.
B
Omdat het een studie is van het menselijk lichaam.
C
Omdat dit plaatje Erasmus voorstelt.
D
Het is gericht op anatomie

Slide 16 - Quiz

Welke bewering is juist?
A
De term middeleeuwen is bedacht tijdens de tijd van steden en staten.
B
De Oudheid begon direct na de Middeleeuwen.
C
De term Middeleeuwen was positief bedoeld.
D
De term Middeleeuwen was negatief bedoeld.

Slide 17 - Quiz

Erasmus was een humanist. Wat deden humanisten?
A
Ze werkten voor de kerk
B
Ze bestudeerden oude teksten
C
ze hielden van mensen
D
ze deden aan liefdadigheid

Slide 18 - Quiz

Erasmus was zo belangrijk omdat...
A
Hij de boekdrukkunst uitvond
B
Hij het belangrijk vond dat iedereen de bijbel kon lezen
C
Hij het belangrijk vond dat alleen de kerk de bijbel kon lezen
D
Onze school naar hem is vernoemd

Slide 19 - Quiz

Het humanisme hoort bij de Renaissance omdat...
A
Het de mens centraal stelt
B
Het in dezelfde tijd tot ontwikkeling komt
C
Het uitgaat van memento mori
D
Erasmus in Italië is geweest

Slide 20 - Quiz

Welke gevolg had dat humanisme voor het geloof?
A
Humanisten verdiepen zich in de oudste Bijbelteksten en ontdekken verschillen. Er ontstaat dus kritiek.
B
De bijbel mag niet langer in het Latijn, maar moet in de volkstaal te lezen zijn.
C
Mensen geloven niet meer wat in de bijbel staat
D
De paus wil veranderingen aanbrengen in de kerkelijke rituelen.

Slide 21 - Quiz

Het Ottomaanse Rijk heeft in 1453 Constantinopel ingenomen, hierdoor werd de handel makkelijker
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Twee redenen voor de ontdekkingsreizen zijn: Nieuwe mogelijkheden om te handel en de verspreiding van het christendom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Wat ontdekte Columbus in 1492?
A
Dat de wereld rond was
B
Indonesië
C
het Heliocentrisme
D
Amerika

Slide 24 - Quiz

Waar komt de naam Indianen vandaan?
A
Zo noemden de inwoners van Amerika zichzelf
B
Columbus dacht dat hij India had ontdekt.
C
Het is een vertaalfout.
D
Indianen is een ander woord voor Amerika

Slide 25 - Quiz

Wat zou het kruis zeggen over de bedoelingen van Columbus.
A
Het kruis wil zeggen dat Columbus Amerika heeft ontdekt.
B
Het kruis is een geschenk aan de indianen, hij wil vrienden worden
C
Het kruis verwijst naar de verspreiding van het Christendom.
D
Het kruis ziet er mooi uit.

Slide 26 - Quiz

Noem drie motieven om op ontdekkingsreis te gaan.

Slide 27 - Open question

Wat was het meest dodelijk voor de inheemse bevolking van Amerika?
A
Het buskruit.
B
De paarden.
C
ijzeren wapens
D
besmettelijke ziektes (de griep)

Slide 28 - Quiz