Hoofdstuk 14 les 2

Hoofdstuk 14
paragraaf 3 en 4
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 14
paragraaf 3 en 4

Slide 1 - Slide

het oog

Slide 2 - Slide

onderdelen
  • het hoornvlies
       - levende cellen.
       - eerste kleine lichtbreking (convergeren)
  • pupil
     - opening in de iris waardoor het licht naar binnen valt
     - pupilreflex:  groter bij weinig licht, kleiner bij veel licht
     - kringspier in de iris
     - in het netvlies zijn ook pigmentcellen aanwezig om te beschermen tegen fel licht

Slide 3 - Slide

onderdelen (2) 
  • ooglens
       - convergeert de lichtbundel verder
  • glasachtig lichaam
  • netvlies
      - hier valt het beeld omgekeerd op.
      - Receptoren die naar het signaal naar de hersenen doorgeven
  • vaatvlies doorbloeding van het oog

Slide 4 - Slide

ooglens: accomoderen

Slide 5 - Slide

Lens hangt in elastiekjes (lensbandjes)
De lensbandjes trekken de lens plat


Slide 6 - Slide

Lensbandjes zitten vast aan kringspier
Als de kringspier aanspant, hangen de lensbandjes slap en trekken ze de lens niet meer plat

Slide 7 - Slide

Accomoderen
kringspieren en lensbandjes

Slide 8 - Slide

Verziend & Bijziend
  • Hoornvlies en ooglens breken licht
  • Bolle lenzen convergeren licht, holle lenzen divergeren licht

Slide 9 - Slide

Diepte zien

Slide 10 - Slide

Stereoscopie: diepte zien

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Diepte zien
1

2

3

Welk deel zie je niet?

Slide 13 - Slide

Diepte zien
1

2

3

Welk deel zie je niet?

Slide 14 - Slide

scherp zien
  • Netvlies
  • Staafjes: zwart wit en vormen
  •  kegeltjes:  kleuren en scherp zien
  • gele vlek: kegeltjes
  • blinde vlek: uitgang oogzenuw
  • oogspieren zorgen ervoor dat het beeld op de gele vlek valt

Slide 15 - Slide

verdeling staafjes en kegeltjes

Slide 16 - Slide

Werking kegeltjes en staafjes
Fotopigment
- Staafje (licht) bevat rodopsine 
- Kegeltje (kleur) bevat fotopsine --> 3 soorten, specifiek voor rood, blauw,   groen

Fotopigment valt uit elkaar en zorgt dat natriumpoorten sluiten --> geen neurotransmitters meer

Slide 17 - Slide

staafjes
  • grijstinten
  • lage prikkeldrempel
  • rodopsine valt uit elkaar
  • sluiting natriumpoorten --> hyperpolarisatie
  • vertraagde terugvorming rodopsine--> nachtblindheid

Slide 18 - Slide

kegeltjes
  • kleuren R G B
  • hoge prikeldrempel
  • fotopsine valt uit elkaar
  • sluiting natriumpoorten--> hyperpolarisatie

Slide 19 - Slide

zintuigcellen en neuronen
  • 125 miljoen staafjes, 7 miljoen kegeltjes
  • Bipolaire neuronen verbinden staafjes en kegeltjes met ganglioncellen
  • receptief veld schakeling van een groep zintuigcellen
  • Receptieve velden in gele vlek klein, dus scherp zicht
  • horizontale cellen en amacriene cellen zorgen voor dwarsverbindingen

Slide 20 - Slide

receptief veld

Slide 21 - Slide

Aangespannen lensbanden in het oog zorgen voor een
A
plattere vorm van de ooglens
B
bollere vorm van de ooglens
C
natuurlijke spanning van de ooglens
D
samentrekken van het hoornvlies

Slide 22 - Quiz

Als je een lens los zou halen uit het oog, is het dan bol of plat?
A
bol
B
plat

Slide 23 - Quiz

Welk onderdeel van het oog bevindt zich op de plek waar de oogzenuw het oog verlaat?
A
Blinde vlek
B
Gele vlek
C
Netvlies
D
Pupil

Slide 24 - Quiz

Waardoor kun je blind zijn aan één oog?
A
Beschadigd optisch chiasma
B
Beschadigde visuele schors
C
Beschadigde oogzenuw
D
Beschadigd netvlies

Slide 25 - Quiz

In het netvlies van het menselijk oog bevinden zich kegeltjes en staafjes. Elk kegeltje is apart verbonden met één gevoelszenuwcel, terwijl meerdere staafjes samen met één gevoelszenuwcel verbonden zijn. Over de gevolgen van dit verschil in schakeling worden de volgende beweringen gedaan.
1. Door dit verschil in schakeling is de scherpte van het beeld dat met de staafjes wordt waargenomen groter dan de scherpte van het beeld dat met de kegeltjes wordt waargenomen.
2. Door dit verschil in schakeling kan met de kegeltjes kleur worden waargenomen en met de staafjes niet. Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
A
1 is juist
B
2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn beiden onjuist

Slide 26 - Quiz