nederlands

Leesvaardigheid
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid

Slide 1 - Slide

Tekstdoelen

Informeren - Je leest feiten en geen mening. krantenbericht
Overtuigen- Je leest wel de mening van de schrijver. ingezonden brief of recensie
Activeren- Je wordt geactiveerd om iets te kopen,
ergens lid van te worden of 
ergens naartoe te gaan. advertentie of affiche
Amuseren- Je wordt vermaakt. verhaal of strip
Instrueren - Er wordt je iets uitgelegd om te doen. recept of instructie

Slide 2 - Slide

Wat zijn hoofd- en bijzaken
in veel teksten kun je hoofd- en bijzaken onderscheiden. De belangrijkste informatie in de tekst noem je de hoofdzaak. Wat niet zo belangrijk is, is een bijzaak. ... Het onderwerp, de hoofdgedachte, de conclusie of een samenvatting geven veel informatie over de hoofdzaak van de tekst. De belangrijkste informatie in de tekst noem je de hoofdzaak. Wat niet zo belangrijk is, is een bijzaak. Om de hoofdzaak van een tekst te vinden, kijk je op zogenaamde voorkeursplaatsen. Voorkeursplaatsen voor de hoofdzaak zijn bijvoorbeeld de titel, het begin of eind van een tekst.

Slide 3 - Slide

Wat is jouw leervoorkeur voor het onderdeel leesvaardigheid?
A
Ik begin met de opdrachten, theorie lees ik niet.
B
Ik kijk per onderdeel of ik eerst de opdracht maak of de theorie lees.
C
Ik maak alleen de opdrachten die per se moeten, want ik heb geen moeite met leesvaardigheid.
D
Ik lees de theorie en maak daarna de opdrachten die voor mij handig zijn.

Slide 4 - Quiz

Uit onderzoek blijkt dat de leesvaardigheid van jongeren daalt, dus moet er meer gelezen worden op school.
Het argument is:
A
Uit onderzoek....jongeren daalt
B
Er moet meer gelezen worden op school

Slide 5 - Quiz

Bij leesvaardigheid moeten we de .... van de .... scheiden.
A
hoofdzaken / kern
B
hoofdzaken / bijzaken
C
kern / bijzaak
D
hoofdzaken / voorbeelden

Slide 6 - Quiz

Waar of niet waar?
Leesvaardigheid is erfelijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Wat heeft met leesvaardigheid te maken?

Slide 8 - Mind map

Wat is een activerende tekst?
A
Een tekst waar de schrijver probeert de lezer te interesseren
B
Een tekst waar de schrijver probeert de lezer iets te laten doen
C
Een tekst waar de schrijver probeert de lezer te amuseren
D
Een tekst waar de schrijver de lezer voor de gek houd

Slide 9 - Quiz

Overtuigen is...
A
iemand iets laten doen
B
iemand iets nieuws leren
C
iemand vermaken
D
al het bovenstaande

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een instruerende tekst?
A
Handleiding
B
Krant
C
Aanmeldforumulier
D
Folder bij de huisarts

Slide 11 - Quiz

Een amuserende tekst...
A
geeft informatie over een bepaald onderwerp.
B
wil jou als lezer in actie brengen.
C
geeft de mening van de schrijver weer.
D
wil jou als lezer vermaken

Slide 12 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een informerende tekst?
A
Nieuwsbericht over gevaren smartphone
B
Weersverwachting op Buienradar
C
Recept uit een kookboek
D
Het KERN lesboek.

Slide 13 - Quiz

Leesvaardigheid
Ander onderdeel
lijdend voorwerp
hoofdgedachte
meervoud
hoofdpersoon
verwijswoord
krant
leesboek
woordbetekenis
signaalwoorden
tussenkopje
leesstrategie
zinsdelen

Slide 14 - Drag question