Leesvaardigheid; herhaling leesstrategie, tekstdoel en tekstopbouw

Leesvaardigheid
Herhaling
Tekstdoel, leesstrategie, opbouw tekst
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid
Herhaling
Tekstdoel, leesstrategie, opbouw tekst

Slide 1 - Slide

De leesstrategie waarbij je de titel, inleiding, tussenkopjes en bron leest en de plaatjes bekijkt, noemen we
A
globaal lezen
B
zoekend lezen
C
intensief lezen
D
lerend lezen

Slide 2 - Quiz

Het doel van globaal lezen is
A
zoeken naar antwoorden op vragen
B
ongeveer weten waar de tekst over gaat
C
tekst goed begrijpen
D
belangrijke informatie goed onthouden

Slide 3 - Quiz

Leesstrategieën 
-globaal lezen.            doel: ongeveer weten waar de tekst over gaat
- zoekend lezen.             doel: antwoord zoeken op een vraag die je hebt
- intensief lezen.               doel: tekst goed begrijpen
- lerend lezen.                doel: belangrijke informatie goed onthouden
- kritisch lezen.               doel: bedenken wat het doel van de schrijver is - tekstdoel achterhalen

Slide 4 - Slide

Het tekstdoel waarbij je de lezer wilt overhalen, noemen we
A
overtuigen
B
informeren
C
activeren
D
amuseren

Slide 5 - Quiz

In een tekst waar de schrijver de lezer iets wil uitleggen of wil leren, is het tekstdoel
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 6 - Quiz

In een tekst waar argumenten staan, is het leesdoel
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 7 - Quiz

tekstdoelen
- informeren  
- activeren
- overtuigen
- amuseren
-instrueren
- beschouwen

Slide 8 - Slide

De kenmerken die horen bij het onderwerp van een tekst, zijn:
A
een woord of paar woorden
B
een hele zin
C
vinden met orienterend lezen
D
staat meestal in het slot van de tekst

Slide 9 - Quiz

Juist of onjuist?
De hoofdgedachte is datgene wat de schrijver over het onderwerp wil zeggen.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Juist of onjuist?
De hoofdgedachte is altijd een hele zin
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Het onderwerp is wat de schrijver over de tekst wil zeggen
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

onderwerp
hoofdgedachte
vinden met globaal lezen
vinden met nauwkeurig lezen
een woord of paar woorden
een hele zin
let op: geen vraagzin!
waar de tekst over gaat
wat de schrijver over het onderwerp wil vertellen

Slide 13 - Slide

De kernzin is de belangrijkste zin van de alinea
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

De hoofdzaak van een alinea staat vaak in de kernzin van de alinea.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Kernzin, hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken: 
belangrijkste zaken in een tekst
vind je op voorkeursplaatsen (inleiding/slot)
Staat vaak in de kernzin van een alinea. 

Slide 16 - Slide

Aan de slag
Lees de theorie van bladzijde 13.
Maken les 1.2 opdracht 2 t/m 6

Slide 17 - Slide