Dag 3 (do)

Ruzie
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ruzie

Slide 1 - Slide

gebeuren
  • plaatsvinden
  • wat is er aan de hand ?
  • wat gebeurt daar?
  • werkwoord
  • het gebeurt - er gebeuren
  • zin: Er gebeuren veel ongelukken op straat. 
12

Slide 2 - Slide

het gevolg
  • daarom
  • je weet waarom er iets gebeurt
  • het gevolg - de gevolgen
  • oorzaak < --> gevolg
  • zin: Ze heeft de bus gemist. Het gevolg is dat ze te laat op haar werk komt.
13

Slide 3 - Slide

hard
  • 1) veel, erg
  • zin: Het regent hard!
  • 2) geluid: hard <---> zacht
  • zin: Wat staat de tv hard!
  •  3) stevig <---> zacht
  • zin: Een muur is hard.
  • 4) snel <---> langzaam
  • zin: Niet zo hard rijden!
14

Slide 4 - Slide

helpen
  • iets doen voor iemand anders.
  • werkwoord
  • help / helpt / helpen
  • zin: Kun je mij even helpen
  • zin: Ik help in de keuken.
15

Slide 5 - Slide

kapot
  • stuk
  • heel <---> kapot
  • het werkt niet meer
  • je kunt het niet meer gebruiken
  • zin: Het bord is kapot, ik kan hem niet meer gebruiken.
16

Slide 6 - Slide

de leerling
  • 12-18 jarige die naar school gaat
  • de leerling - de leerlingen 
  • de docent < --- > de leerling
  • zin: In klas 2E zitten 15 leerlingen.
17

Slide 7 - Slide

De docent vraagt: "Wat ............. daar?
De docent bedoelt: Wat is daar aan de hand?
12
A
slaapt
B
gebeurt
C
kijkt
D
eet

Slide 8 - Quiz

Wat betekent het woord:
het gevolg?
13
A
nu
B
snel
C
daarom
D
doorgaan

Slide 9 - Quiz

Maak een zin met het woord:
hard (5-8 woorden)
14

Slide 10 - Open question

Waar zie jij:
helpen?
15
A
B
C

Slide 11 - Quiz


Mijn auto rijdt niet meer. Hij is ...........
16
A
kapot
B
beter
C
uit
D
goed

Slide 12 - Quiz

Hoeveel leerlingen zitten er in onze klas?
17

Slide 13 - Open question

Hoeveel leerlingen zitten er op onze school De Schakel?
17

Slide 14 - Open question