Aimer + le / la / l' / les + zelfstandig naamwoord

Aimer + le / la / l' / les + zelfstandig naamwoord
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Aimer + le / la / l' / les + zelfstandig naamwoord

Slide 1 - Slide

Wat betekent "aimer"?

Slide 2 - Mind map

Maak het rijtje van "aimer":
Typ in j'.... , tu...., il/elle/on...., nous..., vous..., ils/elles...

Slide 3 - Open question

Hoe zeg je "dol zijn op" in het Frans?

Slide 4 - Open question

Maak het rijtje van "adorer":
Typ in j'.... , tu...., il/elle/on...., nous..., vous..., ils/elles...

Slide 5 - Open question

Denk je dat het woord "détester" positief of negatief is?
A
positief
B
negatief

Slide 6 - Quiz

Français
Néerlandais
aimer
houden van  
adorer
dol zijn op, gek zijn op
préférer
liever hebben, meer houden van
détester
een hekel hebben aan, haten

Slide 7 - Slide

Aimer, adorer, détester, préférer
Na aimer, adorer, détester, préférer => le / la / l' / les 
Na deze werkwoorden komt dus geen van.
  • J'aime le chocolat : Ik hou van chocolade
  • J'adore la musique : Ik ben dol op muziek
  • Je préfère le foot : Ik houd meer van tennis
  • Marie déteste les devoirs : Marie heeft een hekel aan huiswerk

Slide 8 - Slide

Préférer

Je préfère
Tu préfères
Il/Elle/On préfère
Nous préférons
Vous préférez
Ils/Elles préfèrent
Détester

Je déteste
Tu détestes
Il/Elle/On déteste
Nous détestons
Vous détestez 
Ils/Elles détestent

Slide 9 - Slide

Hoe weet je dat een woord meervoud is in het Frans?

Slide 10 - Mind map

Meervoud (le pluriel)
In het Frans voegen we een -s of een -x toe aan het meervoud:

La soeur =>  Les soeurs
Le jeu      =>   Les jeux


Slide 11 - Slide

Supplément p.5 : exercice H : 
  • Schrijf vier of meer zinnen.
  • Maak elke zin anders, zoals in het voorbeeld van de supplément. 

Slide 12 - Slide