Leçon 20

• Frans
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Programme 

pour la leçon 20

        Aujourd'hui (=vandaag) :

- Les élections en France

- Supplément, p.35: Aimer + bepaald lidwoord

- Supplément, p.36: exercice A 

- Quizlet live voca 3-1 FR => NL 

- D’accord > Chapitre 3 > 3.2 > 2 + 3 + 4 + 5 + 6

jeudi 14 avril

Wat ben je te weten gekomen over wat er afgelopen zondag in Frankrijk is gebeurd?

Les élections présidentielles en France

 

• En France, le président de la République change (=verandert) tous les cinq ans.
• Dimanche (=zondag), il y avait le premier tour des élections (=de eerste verkiezingsronde). 
• Dans deux semaines (=weken), il y a le second (=tweede) tour des élections. Les Français qui ont 18 ans choisissent (=kiezen) entre Emmanuel Macron et Marine Le Pen.

Aimer + le / la / l' / les + zelfstandig naamwoord

Wat betekent "aimer"?

Maak het rijtje van "aimer":
Typ in j'.... , tu...., il/elle/on...., nous..., vous..., ils/elles...

Hoe zeg je "dol zijn op" in het Frans?

Maak het rijtje van "adorer":
Typ in j'.... , tu...., il/elle/on...., nous..., vous..., ils/elles...

Denk je dat het woord "détester" positief of negatief is?

1. positief
2. negatief

Français	Néerlandais
aimer	houden van
adorer	dol zijn op, gek zijn op
préférer	liever hebben, meer houden van
détester	een hekel hebben aan, haten

Aimer, adorer, détester, préférer

Na aimer, adorer, détester, préférer => le / la / l' / les 

Na deze werkwoorden komt dus geen van.

• J'aime le chocolat : Ik hou van chocolade
• J'adore la musique : Ik ben dol op muziek
• Je préfère le foot : Ik houd meer van tennis
• Marie déteste les devoirs : Marie heeft een hekel aan huiswerk

Préférer

Je préfère

Tu préfères

Il/Elle/On préfère

Nous préférons

Vous préférez

Ils/Elles préfèrent

Détester

Je déteste

Tu détestes

Il/Elle/On déteste

Nous détestons

Vous détestez 

Ils/Elles détestent

Hoe weet je dat een woord meervoud is in het Frans?

Meervoud (le pluriel)

In het Frans voegen we een -s of een -x toe aan het meervoud:

La soeur =>  Les soeurs

Le jeu      =>   Les jeux

Supplément

1. Lire (=lees) la page 35
2. Faire l'exercice A page 36

Quizlet live 3-1

D'accord : compréhension orale

(=luisteroefening)

Chapitre 3 > 3.2 > 2 + 3 + 4 + 5 + 6

Les devoirs mardi 19 avril :

Apprendre/Leren:

• Quizlet voca 3-2 NL => FR
• Supplément, p. 35+36 : apprendre 1. Aimer + le / la / les + zelfstandig naamwoord 

Faire/Maken:

• Supplément, p. 36: faire exercice B (vertaling)
• D’accord > Chapitre 3 > 3.3 > opdrachten 3 + 4 (Geef de Franse namen met het lidwoord)