vergrotende en overtreffende trap

doel:
Ik leer de vergrotende en de overtreffende trap.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 5

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

doel:
Ik leer de vergrotende en de overtreffende trap.

Slide 1 - Slide

Regel: 
vergrotende trap: + er 
overtreffende trap: + st 

Slide 2 - Slide

Roken en vapen is niet
A
gezond
B
het gezondst
C
gezonder
D
gezont

Slide 3 - Quiz

Zijn jullie er klaar voor?!

Slide 4 - Slide

Die weg is breed, maar deze weg is.......
A
breder
B
breeder
C
bredder
D
breedst

Slide 5 - Quiz

Mijn opa is oud, maar mijn oma is......
A
oudder
B
ouderst
C
oudst
D
ouder

Slide 6 - Quiz

Dit gebouw is hoog, maar dat gebouw is.......
A
hoogst
B
hoogste
C
hoger
D
hooger

Slide 7 - Quiz

Dit beest is gek, maar dat beest is nog.......
A
geker
B
Gekkur
C
gekker
D
gekst

Slide 8 - Quiz

Wat is de vergrotende en overtreffende trap van streng?

Slide 9 - Open question

Wat is de vergrotende en overtreffende trap van klein?

Slide 10 - Open question

Wat is de vergrotende en overtreffende trap van groot?

Slide 11 - Open question

Wat is de vergrotende en overtreffende trap van dik?

Slide 12 - Open question

tegenstellingen: welke is niet goed?
A
lekker-onlekker
B
gelukkig-ongelukkig
C
dik-dun
D
gezond-ongezond

Slide 13 - Quiz

GOED GEOEFEND!!!!

Slide 14 - Slide

is de vergrotende en overtreffende trap van goed: goed - goeder - goedst
Nee
Ja

Slide 15 - Poll

wat is de vergrotende trap van goed?

Slide 16 - Mind map

Andere voorbeelden van woorden die helemaal veranderen:

  • goed - beter - best 
  • veel - meer - meest
  • weinig - minder - minst 

Slide 17 - Slide

Thema 8, week 1, les 2, spelling
In stilte aan de slag.

timer
15:00

Slide 18 - Slide

Meestal hoef je alleen maar -er of -st achter een woord te zetten. Soms verandert er meer.
Dit vind ik:
Geen probleem.
Lastig.

Slide 19 - Poll