18/12: verbale en, non-verbale communicatie

Hoofdstuk 3 kijken/luisteren 
Verbale en non-verbale communicatie
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3 kijken/luisteren 
Verbale en non-verbale communicatie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

nPlanning
  • Lesdoel
  • Terugblik
  • Nakijken H4, kijken en luisteren
  • Instructie

  • Vragen bekijken, fragment  bekijken en aantekeningen maken 3x
  • (Lezen als er tijd over is)


  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:

  • kun je het verschil benoemen tussen verbale en non-verbale communicatie;
  • heb je geoefend met  iverbale en non-verbale communicatie en kijk- en luistervaardigheid.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Welke kijk- en luisterstrategieën zijn er?
Welke gebruik je waarvoor?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Kijk- en luisterstrategieën

Hoe je kijkt en luistert, hangt af van de situatie en het doel. Dit zijn vier belangrijke kijk- en luistermanieren:
Globaal – Je kijkt en luistert oppervlakkig totdat je iets interessants hoort. Bijvoorbeeld: Je hebt het nieuws op staan, maar luistert niet echt, totdat je opeens iets hoort over je favoriete sporter.
Zoekend – Je weet waarop je moet letten en je wacht tot die informatie langskomt. Bijvoorbeeld: je kijkt en luistert op een station naar de mededelingen, om te weten of jouw trein ook vertraging heeft.
Precies – Je kijkt en luistert heel goed, omdat je de belangrijkste informatie wilt onthouden of vragen over een fragment moet beantwoorden.
Kritisch – Je bedenkt of de informatie betrouwbaar is. Waar komt de informatie vandaan? Wie vertelt het? Waarom wordt het verteld?

Slide 6 - Slide

Context creëren: Wat is matchfixing?
Samen 
nakijken
H4
Kijken en luisteren,
Opdracht 1, 2 en 3

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden opdracht 1
1 B zoekend 
2 B zoekend
3 C precies


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden opdracht 1
Vragen over aantekeningen
1 Zou het eigenlijk kwaad kunnen, al dat gespring?
2 hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid
3 (op) een hersenschudding
4 Je hersenen klotsen bij het op- en neergaan tegen je schedel aan.
5 Metting zegt dat hoofdpijn en duizeligheid ook kunnen ontstaan door de inspanning of doordat je evenwichtsorgaan en ogen zich moeten aanpassen aan alle gekke bewegingen.
6 van de trampoline afvallen of op de trampoline zelf vallen
7 Je moet gewoon voorzichtig blijven op de trampoline.
8 Eigen antwoord.



Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden opdracht 2
1 Eigen antwoord.
2 Ja, ze sport zelf ook veel en probeert gezond te eten en wordt daarom door anderen als fitgirl beschouwd.

3 Ben ik ook een fitgirl?

4 Jordi en Estrella, broer en zus die een fit lifestyle leven
Gijs, onderzoeker van Eén Vandaag
Maartje van de Instagram Gezonde receptjes

5 Het onderwerp van het interview is fitboys en fitgirls. De geïnterviewde personen houden zich bezig met gezond eten en bewegen.




Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden opdracht 2




Jordi en Estrella (broer en zus):
levenswijze niet van ouders geleerd
Aanleiding: strandvakantie (in december) - keken elkaar aan:
niet strak genoeg in vel
Begin: boodschappenkar vol met veel kleur, onbewerkte producten
Stap 1: salades
Stap 2: eiwitten en vlees



Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden opdracht 2


7 keken elkaar aan

8 Nee, groen leek hun wel gezond en eiwitshakes waren in die tijd heel populair. Ze hebben niet uitgezocht welke voedingsstoffen iemand moet binnenkrijgen om gezond te leven, bijvoorbeeld volgens www.voedingscentrum.nl.

9 Nee

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden opdracht 3

1 Ironisch, want de helft van de klas is maar aanwezig. 

2 Niet: ze zegt niets en kijkt glazig voor zich uit.

3 Diederik kan in de interviews zijn commentaar geven op de les en het gedrag van de leerlingen.






Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden opdracht 3


4 Zijn voordeel is dat hij zich niet aan een vaststaand programma hoeft te houden waarover de leerlingen examen moeten doen. Hij mag gewoon een leuk lesje geven.

5 Aan hun lichaamshouding en gezichtsuitdrukking te zien hebben ze er weinig zin in. De jongen in het witte overhemd fronst zijn gezicht alsof hij er niets van begrijpt. De jongen in het geruite jack heeft zijn jas nog aan, hangt op tafel, eet iets en kijkt ongeïnteresseerd naar de tafel.




Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden opdracht 3

5 Aan hun lichaamshouding en gezichtsuitdrukking te zien hebben ze er weinig zin in. De jongen in het witte overhemd fronst zijn gezicht alsof hij er niets van begrijpt. De jongen in het geruite jack heeft zijn jas nog aan, hangt op tafel, eet iets en kijkt ongeïnteresseerd naar de tafel.

6 Nee, er komt geen reactie uit de klas.

7 Iemand roept verbaasd ‘hè?’, de ongeïnteresseerde jongen in het geruite jack begint te glimlachen. Diederik heeft nu hun interesse gewekt.





Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden opdracht 3

8 Tahir vindt dat Diederik leuk vertelt en dat hij meer doet dan hij vertelt.

9 Ze kijken verbaasd, maar beginnen ook te glimlachen. Ze vragen verbaasd: ‘Mogen we dit opeten?’

10 (Hij koopt de leerlingen daarmee een beetje om, zegt hij eerst. Hij hoopt dus dat ze goed opletten en meedoen in ruil voor chocolade. Verder denkt hij ook dat het hun interesse wekt, omdat het weer eens iets anders is.) Zijn uiteindelijke doel is echter dat zij zien dat hij zijn best doet om het voor hen leuk te maken en hoopt dat de leerlingen dan ook hun best gaan doen voor hem.




Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden opdracht 3

11 Diederik bereikt met het zogenaamd kapotslaan van zijn vinger in de handschoen dat hij nu de aandacht en interesse van alle leerlingen heeft. Zelf Iris (in de witte trui) vertoont nu een reactie.

12 A de leerlingen amuseren met leuke natuurkundige experimenten
     D de leerlingen overtuigen dat natuurkunde een interessant vak is


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Nieuwe lesstof

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat is communiceren?

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Communiceren 
= een activiteit waarbij levende wezens betekenissen uitwisselen door op elkaars signalen te reageren.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen verbale en non-verbale communicatie?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Verbale communicatie

 Met woorden (gesproken of geschreven) informatie overbrengen.
Non-verbale communicatie

Alle communicatie die niet via woorden verloopt, valt onder non-verbale communicatie.

  • Bewust: Bijv.: zwaaien, gezichtsuitdrukkingen, gebaren, stemgeluid, fysieke afstand tussen jou en je gesprekspartner.
  • Onbewust: Bijv.: Zweten, blozen

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

  • Achter de woorden zeg je het meest.
  • Van top tot teen
  • De daad bij het woord voegen.
  • Cultuurgebonden

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Non-verbale
communicatie

Het belangrijkste in communicatie is te horen wat er niet wordt gezegd.
(Peter F. Drucker)

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Wat is verbale communicatie?
A
Spreken
B
Spreken en luisteren
C
Met handen en voeten praten
D
Afbeeldingen gebruiken

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van non-verbale communicatie? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Tekens & Symbolen
B
Praten met handen en voeten
C
Lichaamshouding
D
Van je gezicht aflezen

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Link

This item has no instructions

Non-verbale communicatie
Mensen brengen niet alleen informatie over met woorden, maar ook uit hun gezichtsuitdrukking, gebaren en de toon waarop ze iets zeggen kun je veel opmaken. Dit ‘praten zonder woorden’ noem je non-verbale communicatie. Hieruit kun je bijvoorbeeld afleiden hoe mensen zich voelen en wat ze van elkaar vinden.
Om goed te begrijpen wat mensen precies bedoelen, let je vooral op:
- houding, gebaren: Iemand kijkt bijvoorbeeld de ander niet aan of draait zich om als hij kwaad is.
- toon: Iemand gaat bijvoorbeeld harder en sneller praten als hij boos of enthousiast is. Aan de toon kun je ook horen of iemand ongerust of geschrokken is. Valt er een stilte, dan moet iemand bijvoorbeeld even nadenken, omdat hij verbaasd is.
- gezichtsuitdrukking: Iemand zet bijvoorbeeld grote ogen op als hij verrast is of kijkt verdrietig als hij teleurgesteld is.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1
- Lees de vragen uit je lesboek: Hoofdstuk 3, Kijken en luisteren, opdracht 1
- Als je ze hebt gelezen, dan doe je je boek weer dicht.
- Maak aantekeningen bij het fragment!!!

Volgende les kijken we na.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Fragment opdracht 1

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Link

This item has no instructions

Vragen opdracht 1 beantwoorden.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2
- Lees de vragen uit je lesboek: Hoofdstuk 3, Kijken en luisteren, opdracht 2
- Als je ze hebt gelezen, dan doe je je boek weer dicht.
- Maak aantekeningen bij het fragment!!!

Volgende les kijken we na.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Fragment opdracht 2

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Link

This item has no instructions

Vragen opdracht 2 beantwoorden.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 3
- Lees de vragen uit je lesboek: Hoofdstuk 3, Kijken en luisteren, opdracht 3
- Als je ze hebt gelezen, dan doe je je boek weer dicht.
- Maak aantekeningen bij het fragment!!!

Volgende les kijken we na.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Fragment opdracht 3

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Slide 40 - Link

This item has no instructions

Vragen opdracht 3 beantwoorden.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:

  • kun je het verschil benoemen tussen verbale en non-verbale communicatie;
  • heb je geoefend met  iverbale en non-verbale communicatie en kijk- en luistervaardigheid.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Verbale communicatie

 Met woorden (gesproken of geschreven) informatie overbrengen.
Non-verbale communicatie

Alle communicatie die niet via woorden verloopt, valt onder non-verbale communicatie.

  • Bewust: Bijv.: zwaaien, gezichtsuitdrukkingen, gebaren, stemgeluid, fysieke afstand tussen jou en je gesprekspartner.
  • Onbewust: Bijv.: Zweten, blozen

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Ik kan het verschil benoemen tussen verbale en non- verbale communicatie.


😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Poll

This item has no instructions

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

Slide 45 - Open question

This item has no instructions

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders zien?

Slide 46 - Open question

This item has no instructions